Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,381 - 4,390 15,523 resultaten gevonden
Comedonendrukker (m.)
Lepelvormig werktuig dat de arts gebruikt om een comedo of meeëter te verwijderen. De comedonendrukker wordt met het gaatje (ca. 2-3 mm), dat zich in het midden van de lepel bevindt, rond de comedo geplaatst. Door het werktuig voorzichtig tegen de huid aan te drukken komt de meeëter te voorschijn (1). Sommige modellen zijn voorzien van een miliënmes. Het werktuig is te onderscheiden van een balsteker. [MOT] (1) Volgens STAFFE: 162 kan men de comedo ook wegnemen met de vingers.
Cichoreischep (v.)
De cichoreischep is een handwerktuig om de net gebrande cichoreibonen op te scheppen of om ze vanuit de brandtrommel rechtstreeks in te gieten. Na het brandproces moeten ze snel afkoelen wegens het gevaar op zelfontbranding. Een model gelijkt sterk op een eestschop maar de houten bak met opstaande randen is aan de binnenkant met metaal beslagen of het gaat om een volledig metalen bak. Bij een recipiëntvormig model zijn er wieltjes onder de bak gemonteerd om de cichorei vlot naar de afkoelingsvloer of opslagplaats bij de maalderij te brengen (1). [MOT] (1) VAN DER LINDEN Renaat, Cikorei, in Uitgaven van de Koninklijke Bond der Oostvlaamse Volkskundigen, XXXII: 19.
Conussleutel (m.)
Dunne (ca. 2 mm) steeksleutel met een bek tussen 13-28 mm om de conussen van rijwielassen los- of vast te draaien, om ze af te stellen om speling op je wielen te voorkomen of lagers aan te passen of om te demonteren voor onderhoud. Met de conussleutel is het gemakkelijk om tussen de naaf en het frame van fiets of motorrijtuig te komen. Vaak is het een gecombineerd werktuig met een ringsleutel, pensleutel, haaksleutel of bv. een opening voor een inbussleutel. Er bestaan ook dubbele modellen. [MOT]
Citrusboor (v.)
Kleine (ca. 6-8 cm lang), buisvormige boor van plastic of aluminium, eventueel met een trechtervormig uiteinde met schenktuitje, dat in een sinaasappel of citroen gedraaid wordt. Wanneer men nu daarin knijpt, loopt het sap uit het buisje. Het is net als bij de citroenknijper de bedoeling om slechts enkele druppels sap te bekomen. Om meer sap te bekomen, gebruikt men een citruspers. [MOT]
Dekspaan (v.)
Nadat het riet is vastgeklemd met de dekkersheugel worden met de dekspaan de stoppeleinden van de rietstengels gelijk en op de vereiste dikte opgeklopt of gedreven. Zo verkrijgt men een dak met vlak en egaal aanzien (1). De dekspaan is een vierkante of rechthoekige (ca. 14-20 cm x 24-30 cm) dikke (ca. 3-4 cm) houten (eik of essehout) plank (2) met aan de onderzijde rijen geboorde gaten (diam. ca. 1 à 1,5 cm; diepte ca. 1,5 à 2 cm). De stoppeleinden van de rietstengels passen in de doorboorde gaatjes van de dekspaan zodat ze niet kan wegglijden (3). Bovenaan is een houten steel (ca. 35-100 cm) bevestigd die een hoek van ca. 15° met het werkend deel vormt. De modellen met korte steel zijn soms voorzien van een zetje (zie haakpriem) en veelal gebruikt bij reparatiewerken. Deze met lange steel worden gebruikt voor het zwaardere drijfwerk en zware exemplaren worden met beide handen gehanteerd. De dekspaan is soms voorzien van een haak om het tijdelijk op het dak te hangen. Na het opkloppen...
Dansmeester (m.)
De dansmeester is een diktepasser om in één handeling zowel de buitenmaat als de binnenmaat van een werkstuk over te nemen. Er bestaan toepassingen voor diverse beroepen. Grotere modellen kunnen dienen voor het opmeten van cilindervormige werkstukken. De timmerman hanteert hem voor pen- en gatverbindingen. Vanwege de symmetrie van het meettuig en de positie van de benen vanaf het centrale scharnierpunt met voetjes aan de uiteinden van beide benen, doet de passer enigszins denken aan een dansende figuur. Door deze associatie werden aan vele sierexemplaren nadrukkelijk antropomorfe kenmerken gegeven, vaak onderbenen met voetjes, uitzonderlijk ook een hoofd aan de andere zijde van het scharnierpunt. [MOT]
Diamantvijzel (m.)
De diamantvijzel (1) is een zwaar (ca. 1,5-4 kg) metalen potje waarin onzuivere stukjes diamant uit eerdere bewerking verzameld en met een bijpassende stamper verpulverd worden tot microscopisch kleine stukjes diamantpoeder (2). De buitenzijde is vaak met ruwe stroken afgewerkt voor meer grip aan de hand. Een model bestaat uit een smalle (5-10 cm diameter), hoge (ca. 20 cm) ijzeren cilinder, soms licht kegelvormig, met dikke wanden, waarin een bovenstuk met stamper aan een rechte staaf is bevestigd met een zware schroefdraad. Soms is er een ringplaatje rond de stamper bevestigd, dat nauw aansluit om geen verpulverde diamantstukjes of stofjes te verliezen. Het bovenste deel van de bus kan losgeschroefd worden om het poeder eruit te nemen. [MOT] (1) Het synoniem mortier is evenwaardig. (2) Het afval kan bestaan uit ongeschikte diamanten (boort) of splinters van het snijden en kloven (klateersel). Het diamantpoeder kan dienen om diamanten te slijpen en zagen. Met het eerder grove poeder...
Dijkboor (v.)
Moet men het regen- of sneeuwwater op de akkerlanden snel afvoeren, dan kan men een gat boren door de dijk met behulp van een bijzondere grondboor, de dijkboor. Ze bestaat een uit een boorijzer (diam. 5-15 cm), dat guts- of schulpboorvormig (1) is, op een ijzeren stang (lengte ca. 180-320 cm; diam. ca. 3 cm) voorzien van een afneembaar ijzeren kruk (ca. 60 cm) (2). De meeste modellen kunnen verlengd worden door stangen (ca. 140-260 cm) in elkaar te steken en te bevestigen met een bout met moer. De lengte van de stang bij de dijkboor (ca. 140-260 cm) is langer dan bij de grondboor (ca. 80-150 cm). [MOT] (1) In dat geval is er aan het uiteinde vaak een haak (vgl. naafboor). (2) ''Landverbeteringen'' uit DAVID 1975a : 202, beschrijft een dijkboor waar de kruk niet op het einde van de stang bevestigd is. Dat uiteinde loopt door en er wordt een balk of plank tegen gedrukt, die werkt als hefboom en het indringen vergemakkelijkt.
Doornhaagschaar (v.)
De doornhaagschaar dient om doornige heesters te snoeien en om takken af te knippen die te dik zijn voor de snoeischaar (tot ca. 2,5-3 cm). Ze bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien, of uit een aantal op elkaar werkende hefbomen. De ca. 5 cm lange bladen met gebogen snede eindigen in twee angels die in 40-50 cm lange houten stelen steken; uitzonderlijk vervangen twee veren de angels en worden de houten handvatten erop bevestigd met een bout (1). Eén van de bladen eindigt soms in een haakje waarmee de tak naar zich getrokken kan worden. Enkele doornhaagscharen hebben een dubbele stompe, maar geribde kaak. De griendwerker gebruikt soms een schaar met gebogen armen zodat hij zich minder hoeft te bukken om dicht bij de grond te knippen. Zie ook haagschaar. [MOT] (1) Vandaag gaat het om een geheel metalen werktuig.
Dekkersbijltje (o.)
Het dekkersbijltje is een licht bijltje - te onderscheiden van de leidekkershamer- van ca. 750 gr met oog en met rechte, betrekkelijk dunne steel (ca. 30 cm), waarvan het ijzer, bevestigd door één of twee veren, tegenover het blad in een vierkantig hamertje eindigt. De bovenzijde van het blad is doorgaans recht. In de onderzijde is dikwijls één (soms twee) inkeping(en) gesmeed om nagels uit te trekken. De snede is recht. Soms is heel het werktuig, steel inbegrepen, van metaal; het uiteinde van de steel wordt dan in lederen schijfjes gestoken of in een houten hecht. Deze vormen schijnen in onze streken echter weinig voor te komen. [MOT]