Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,511 - 4,520 15,585 resultaten gevonden
Hoefrasp (v.)
Rechthoekig handwerktuig (ca. 4 cm breed; ca. 25-50 cm lang), al dan niet met handvat, dat zowel rasp als vijl combineert; aan de ene zijde met een dubbele vijlhouw en aan de andere zijde met een rasphouw. De korte zijde(n) is/zijn meestal licht afgerond. De lange zijden zijn soms gegroefd als een vijl. Bij de hoefrasp zonder handvat, ook wel dubbele hoefrasp genoemd (1), raspen of vijlen de twee helften in de tegenovergestelde richting. Soms is er maar één zijde bekapt waarvan de ene helft met een dubbele vijlhouw en de andere helft met een rasphouw. Na het overtollige hoorn van de paardenhoef weg gehakt te hebben met het hoefhakmes en de hoefhamer, gebruikt de hoefsmid de hoefrasp om de rand van de paardenhoef die op het hoefijzer zal dragen, geheel vlak te raspen/vijlen; ook, om de buitenrand van de hoef te breken om inscheuren te voorkomen. Het model zonder handvat gelijkt sterk op de schoenmakersrasp, die evenwel korter is. [MOT] (1) Tech-term: 11.6.
Hoefhakmes (o.)
Het hoefhakmes is een meestal volledig metalen mes zonder hecht, met een lange rechte snede (tussen 15 en 35 cm); er bestaat ook een model met hecht en een kort (ca. 7 cm) werkend deel. De rug van het hoefhakmes is breed (5 mm), zodat de hoefsmid er met behulp van zijn hoefhamer op kan slaan. Met het mes wordt het overtollige hoorn van de paardenhoef weggehakt. Zodoende wordt de hoef klaargemaakt voor het bevestigen van een hoefijzer. Wat de vorm betreft, is verwarring mogelijk met het metselaarsgereedschap, de sabel, om bakstenen op maat door te kappen. Zie ook hoefrasp. [MOT]
Holle schaaf (v.)
De holle schaaf (1) dient om dunne ronde voorwerpen te schaven, bv. een steel (2) of een spaak (3), ook - gepaard met een bolle schaaf - een rond stuk dat in een ander moet sluiten, bv. een vensterraam. Het is een betrekkelijk smalle schaaf (0,7-4,5cm) zonder keerbeitel noch aanslag, waarvan de zool in de breedte holrond is. [MOT] (1) De neusschaaf (Fr. nez-de-marche) is een holle schaaf speciaal bestemd om de neus van een trede rond te schaven. (2) LEGROS 1950: 300. (3) STURT: 97.
Hoefkrabber (m.)
De hoefkrabber is een ijzeren of plastic haak (ca. 15 cm lang) waarmee het vuil uit de hoeven van een paard verwijderd wordt. Het handwerktuig is vaak gecombineerd met een kalkoensleutel of een borsteltje, soms ook met een ringsleutel. Het maakt veelal deel uit van het ruitersknipmes. [MOT]
Hoefhamer (m.)
De hoefhamer is een hamer (300-600 gr) met ronde, vlakke baan en gespleten pen die sterk op de klauwhamer (timmerman) lijkt maar er toch van te onderscheiden is doordat zijn klauw meestal korter en sterker gebogen is. De hoefsmid gebruikt deze hamer om het hoefijzer - wanneer het na verscheidene verhittingen en behameringen perfect op de hoef past - vast te nagelen. De nagels dienen naar buiten toe geslagen te worden om het vlees van de voet niet te kwetsen. Met de klauw worden de nagels die buiten de hoef uitsteken, geklonken. [MOT]
Hoefsmeedhamer (m.)
Zware (ca. 1,400-2 kg), trapeziumvormig gesmede hamer met vlakke of licht bolronde baan en korte (ca. 20-25 cm) steel. De hoefsmid smeedt hoefijzers meestal met een smeedhamer. In sommige gebieden van Frankrijk daarentegen gebruikt men een specifieke hamer, de hoefsmeedhamer. Door de trapeziumvormige kop kan hij uitzonderlijk op de houwhamer gelijken. [MOT]
Hoefijzerdoorslag (m.)
Na het ritsen (zie ritsbeitel (metaalbewerking)) en het vormen van de nagelgaten (zie stokpuntslag (hoefsmid)) in het hoefijzer, gebruikt de hoefsmid een hoefijzerdoorslag om de gaten door te slaan of te vergroten. De hoefijzerdoorslag is een lange (ca. 25-40 cm) ijzeren beitel die uitloopt in een kleine rechthoekige (ca. 3 mm bij 1,5 mm) punt. Zie ook nietenkapper. [MOT]
Hoepeldrijver (m.)
Werktuig om de hoepels op een kuip te drijven. Voor metalen hoepels is het een metalen blokje met een houten in de lengte gericht hecht, waarvan een zijde overdwars holrond is (geheel 15-20 cm; breedte ca. 5-8 cm; dikte ca. 0,8-2 cm); het kan ook geheel van metaal zijn. Het ondereinde is overdwars uitgehold of gekarteld om het wegglijden te voorkomen. Soms wordt een steel haaks in het werktuig gestoken zodat het op een hamer gelijkt; deze drijfijzers zijn voor grote tonnen bestemd en worden stokhoepeldrijvers genoemd. Voor houten hoepels kan hetzelfde werktuig aangewend worden maar meestal wordt gebruik gemaakt van een geheel houten hoepeldrijver. De kuiper plaatst de hoepeldrijver op de hoepel met de holronde zijde tegen de duig. Met een hamer of met zijn rechte dissel slaat hij erop tot wanneer de hoepel op zijn plaats is. [MOT]
Holpijptang (v.)
Met de holpijptang kan men gaatjes in leer (1) maken. Op de ene kaak is een holpijpje (zie holpijp) bevestigd - d.i. een buisje met scherpe randen - en op de andere kaak bevindt zich een koperen steun om de snede niet te beschadigen. Wanneer men de tang dichtknijpt, drukt men een gat in het leer. De holpijp is doorgaans in de tang geschroefd. Men kan ze verwijderen om ze te slijpen of om ze te vervangen door een holpijp met een andere doorsnede. Bij sommige modellen is de binnenzijde van een van de armen voorzien voor andere pijpjes. Nog handiger is de revolverholpijptang. Op een van haar kaken draait een radje, waarop zes holpijpen van verschillende doorsnede bevestigd zijn. Vele holpijptangen gaan automatisch open dankzij een veer en er bestaan er met gelede armen. De holpijptang is verwant met de knoopsgatentang, die echter lange smalle openingen in leer snijdt voor knoopsgaten. Zie ook metaalponstang. [MOT] (1) In de 19de eeuw werd het gebruik van de holpijptang ook wel aangeraden...
Holpijp (m.)
Men kan gaten van verschillende grootte in leder maken met behulp van een holpijp, d.i. een metalen buis (1) met scherpe randen. De doorsnede varieert van enkele millimeters tot enkele centimeters. Men legt een stuk leder op een houten, loden of koperen steun om de snede niet te beschadigen. Vervolgens plaatst men de holpijp op de plaats waar men het gat wenst en slaat erop met een hamer. Men heeft dus zijn twee handen nodig; dat kan voor kleine gaten vermeden worden met de holpijptang. Zie ook kurkboor. [MOT] (1) Met of zonder schouders. Met schouders spreekt men van schouderholpijp of beugelholpijp (Tech-Term: 3.7-3.9).