Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,581 - 4,590 15,510 resultaten gevonden
Houweel (o.)
Handwerktuig van de grondwerker en de landbouwer, gebruikt om steen- of rotsachtige grond los te hakken, muurwerk op te ruimen en aangestampte aarde te breken. Het houweel bestaat uit een zwaar boogvormig ijzer van ca. 40-60 cm lang dat met een oog dwars op een houten steel (ca. 80-120 cm) is bevestigd. Het ijzer eindigt meestal in een punt en, aan de andere kant, in een plat en snijdend deel van ca. 6 cm breed dat haaks op het vlak van de steel ligt. Soms is de punt vervangen door een bijlvormig uiteinde, om de diep gelegen wortels door te hakken. Bij de meeste modellen is het oog naar het uiteinde toe breder zodat de steel gemakkelijk kan vervangen worden en het ijzer niet lost tijdens de arbeid. Het houweel bestaat ook in een kleinere uitvoering, met een werkend deel van zo'n 40 cm lang en een steel van ca. 40 cm. Dat model maakt, samen met het legerschopje, deel uit van het gereedschap van de infanterist (1). Hij gebruikt het om muren te slopen, om schietgaten in muren te breken,...
Hooivork (v.)
De hooivork is een vork met 2 à 3 - soms vier - ronde of vierkantige, puntige, licht gebogen, ijzeren of stalen tanden (ca. 15-30 cm; tussenafstand: ca. 7-20 cm), die door middel van een dille, een angel of twee veren, met een rechte houten steel van uiteenlopende lengte (ca. 100-300 cm) verbonden is. Soms ook is het een monoxiel gaffelvormige tak (1). De landbouwer geeft de voorkeur aan een stalen hooivork met twee tanden, om bij de oogst, de schoven op de kar te steken of het vanaf de kar op de zolder te steken. Deze met drie tanden of de houten hooivork wordt veelal gebruikt om het hooi te keren (zie ook hooihark (hand)). Er bestaat ook een dubbel model met een rij van 3 tanden onderaan en een rij van 2 tanden bovenaan om het hooi samen te brengen tot hooioppers (2). [MOT] (1) Bv. ROBERT: 8-20. (2) Dit dubbel model is in de handel verkrijgbaar onder de benaming javeleuse.
Hopkapper (m.)
De hopkapper bestaat uit een S-vormig blad (ca. 30-35 cm bij 6 cm) met aan de buitenzijde een scherpe snede, dat in het midden haaks op een dille is gelast of geschroefd. De steel is 3-10 m lang. In het verlengde van de dille ligt een U-vormige haak (ca. 10-12 cm breed) die ca. 3 cm boven het blad uitsteekt. Bij sommige modellen is de dille vervangen door een ring die op het verlengde van de haak is gelast. Nog een ander model heeft een half blad dat links of rechts aan de dille is bevestigd. Bij het oogsten van de hop die door draden ondersteund wordt (en niet door staken), worden eerst de ranken die zich mogelijk rond de ca. 3-10 meter hoge horizontale draden hebben gewikkeld, afgesneden met de hopkapper. Daarvoor wordt de haak over de horizontale topdraad geduwd. Nadien kunnen de verticale (of schuin lopende) steundraden waarop de hoprank groeit al schokkend worden losgehaakt van de topdraad (1). De rijpe hopranken vallen neer voor de voeten van de plukkers die dan de hopbellen of...
Houtsnijdersguts (v.)
De houtsnijder gebruikt verscheidene steek- en hakgutsen die allemaal een verschillende vorm hebben. Vorm en maat van het blad bepalen uiteraard de indruk die in het hout wordt aangebracht. Naast hol kan de bladdoorsnede ook V-vormig zijn. Steekgutsen worden met de hand geduwd. Zij hebben één vouw, die zich aan de binnen- of buitenzijde kan bevinden en hebben in principe geen borst. Zij kunnen een recht hecht of een geknikte stang als hecht hebben. Hakgutsen (zie schrijnwerkersguts) hebben één vouw en een borst. Zij zijn bestemd voor het zwaardere werk en worden met een hamer geslagen (zie steenhouwersklopper (houten)). [MOT]
Hostie-ijzer (m.)
Een hostie-ijzer is een grote tang (ca. 50-90 cm lang) met gekruiste armen en platte, rechthoekige, cirkel- of ovaalvormige kaken waarmee men hosties bakte, schijfjes brood van ongezuurd tarwemeel. Het lijkt sterk op het wafelijzer dat men boven de haard gebruikte maar de bek is rond of ovaal, het wafelijzer meestal rechthoekig. Veelal zijn de kaken aan de binnenzijde gesierd met religieuze motieven om een afdruk in de hostie te maken. Wanneer de bek het formaat en motief van één enkele hostie heeft, kan men per bakbeurt één grote broodhostie produceren (1). Vaak kunnen meerdere broodhosties en kleine witte hosties tegelijk gebakken worden, als de bek meerdere ronde afbeeldingen - zowel voor grote als kleine hosties - combineert. [MOT] (1) Een bakbeurt zou een drietal minuten vergen (https://www.objetsdhier.com/fer-a-hosties-1410).
Houthakkersbijl (v.)
Bijl gebruikt om jonge bomen te vellen, om een gevelde boom van zijn takken te ontdoen, om te snoeien, om brandhout op het kapblok te hakken, enz. Er bestaan allerlei vormen, soms wordt zelfs een mijnwerkersbijl of een zware timmermansbijl gebruikt. Het gaat echter doorgaans om een bijl van ca. 0,7-1,3 kg, met een oog en twee vouwen. De steel is zo'n 30 cm lang. De bijlen om brandhout te hakken (zie kloofbijl) gelijken sterk op sommige houthakkersbijlen maar zijn lichter. Deze bijlen zijn te onderscheiden van de brandweerbijl, de aks en van de topbijl. [MOT]
Hulsschaar (v.)
Hulzen voor hagelpatronen worden herbruikt. Na 2 à 3 keer is het uiteinde ervan uitgerafeld. Ze wordt dan afgesneden met de hulsschaar (1). Een metalen schijfje (diam. ca. 1,5 cm; dikte ca. 0,3 cm) met kleine aanslag bovenaan vormt de ene kaak. Deze wordt in de huls gestoken. Met de andere kaak met gebogen snede wordt de kartonnen of plastic huls doorgeknipt. Manufrance (1973): 88 toont een model dat gelijkt op een peilglassnijder.Zie ook de lonttang. [MOT] (1) Eigen benaming.
Horlogesleutel (m.)
De horlogesleutel is een kleine pijp- of dopsleutel waarmee horloges opgewonden worden. Het handvat is meestal een ring. [MOT]
IJsblokjestang (v.)
De ijsblokjestang gebruikt men om ijsblokjes vast te nemen. Men kan ze zo makkelijk in een glas doen. Ze lijkt op de suikertang, maar is groter en zwaarder. Ook de kaken zijn licht uitgehold en verder aangepast aan de grootte van de ijsblokjes. Men sluit de tang met een haakje. [MOT]
Inbussleutel (m.)
De inbussleutel is een moersleutel (zie glossarium) waarvan het werkend deel drie-, vier- of zeskantig is en de vorm heeft van een parallellepipedum of van een piramide. Dat werkend deel past in een holte in het uiteinde van een bout of dop. Het hecht kan recht, L- (eventueel met ratel), T- of S-vormig zijn. Er bestaan ook vouwbare modellen. Zie klinksleutel, sponsleutel, wigsleutel, zeissleutel. [MOT]