Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken

Zoekresultaten 4,591 - 4,600 15,684 resultaten gevonden
Sapsnijder, tang (m.)
Tangetje (ca. 10-15 cm) gebruikt om een ringvormige uitsnijding te maken in de schors en de bast van wijnranken of takken van fruitbomen (1). De bedoeling is een segment (ca. 3-5 mm breed) van schors en bast onder de druiftrossen of het fruit, hetzij op de wijngaardloten van het jaar zelf, hetzij op de ranken en de takken van het vorige jaar, te verwijderen. Door de bast te onderbreken, wordt de neergaande stroom met de voedende bestanddelen - die in de bladeren gevormd worden - tegengehouden en worden deze sappen opgenomen door de bloesem en de vruchten die dikker en vlugger rijp zullen zijn. De sapsnijder bestaat uit twee gebogen armen (2), die al dan niet met elkaar kruisen en waartussen een veer gespannen zit die de twee kaken bijeenhouden. Een bek bestaat meestal uit twee parallelle bladen met holle snede. De afstand tussen de bladen is gelijk aan de breedte van het segment dat wordt verwijderd (3). Door de bek rond de rank of tak horizontaal heen en weer te draaien snijdt men schors...
Ruitersknipmes (o.)
Het ruitersknipmes is een samengesteld handwerktuig waarbij een hoefkrabber en tenminste één lemmet van ongeveer 7 cm lang om bijvoorbeeld riemen en touwen door te snijden nooit ontbreken. De hoefkrabber mag men niet verwarren met de kleinere wildhaak van het jachtknipmes of de haak aan het vissersknipmes om een vislijn binnen te halen. Soms vindt men bij het ruitersknipmes nog een hoefmes voor paarden om overtollig hoorn van de hoef te verwijderen, en een scherpe metalen priem van ongeveer 3,5 cm lengte om gaten in het lederen tuig van het paard bij te maken. Een laatmes en een manenkam kunnen het ruitersknipmes nog vervolledigen (1). Al deze werktuigen worden veilig in het hecht gevouwen dat uit hoorn, been, hout of plastic is vervaardigd. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Een pincet zoals op inv. nr. MOT V 2005.0013 lijkt vrij weinig courant.
Rozetijzer (o.)
Een rozetijzer bestaat uit een metalen vormpje. Er bestaan verschillende vormen zoals harten, vlinders, sterren, bloemen, spiralen, enz. op een lange (ca. 20-30 cm), L-vormige metalen steel, eventueel met een houten handvat; ook bestaan er rozetijzers met twee stelen, waarop men twee vormen tegelijk kan steken. Wanneer men het ijzer in hete frituurolie dompelt en vervolgens in frituurdeeg, loopt het vormpje vol met beslag. Het met beslag bedekte ijzer wordt nu opnieuw in de olie gehouden tot het koekje goudgeel en knapperig is. Een ander model van rozetijzer heeft de vorm van een geribd afgeknotte kegel of bol, al dan niet uitgehold, voor het maken van timbaaltjes. Nadat men dit ijzer in het beslag heeft gedoopt, zonder dat het deeg de bovenzijde bereikt, laat men het afkoelen tot het gevormde deegpotje los komt. [MOT]
Ruitenwisser (m.)
Handwerktuig waarmee men water van ruiten aftrekt. Het kan een houten werktuig zijn met een langwerpig blad (ca. 20-25 cm) dat haaks aan een korte steel (ca. 10 cm) bevestigd is. Aan de onderzijde van het blad is er een rubberen band. Moderne ruitenwissers zijn van plastic of koper.  Zie ook de vloerwisser. [MOT]
Rubberhamer (m.)
De rubberhamer vervangt de hamer (lederen). Het is een hamer (ca. 600-1000 gr) waarvan de cilindrische of tonvormige kop (ca. 6-7 cm doorsnede) van rubber is. De steel is van hout, plastic of metaal. De rubberhamer wordt gebruikt voor het bewerken van materiaal waarvan het oppervlak niet beschadigd mag worden. Ook voor het leggen van tegels e.d. is de rubberhamer geschikt. In garages wordt hij gebruikt voor uitdeukwerk. Zie ook de hamer (nylon). Niet verwarren met de rubberen reflexhamer van de arts. [MOT]
Ruitenlichter (m.)
Met een ruitenlichter kan de glazenmaker makkelijk een grote ruit even oplichten. Het heeft een steel (ca. 20 cm) met daaraan een rechthoekig, dik (ca. 2-3 cm) blad met één rechte en één schuine zijde. Men schuift het werktuig onder het glas met de schuine zijde naar beneden; eens onder het glas, duwt men de steel naar beneden en het glas komt naar omhoog. De ruitenlichter kan monoxiel zijn of van plastic met een houten steel. [MOT]
Sardineschaar (v.)
Voordat er sprake was van een sardinesleutel opende men een sardineblikje met een sardineschaar. Dat is een schaar met korte (ca. 5 cm), dikke gebogen bladen met een stompe punt. Onderaan één van de armen bevindt er zich een scherp driehoekig uitsteeksel waarmee een gat in het blikje gemaakt wordt. Vervolgens kan men het blikje langs de rand opensnijden. [MOT]
Ruikbeen (o.)
De geur is een belangrijk criterium bij het keuren van gedroogde ham. Hiervoor wordt het ruikbeen gebruikt, een priemvormig werktuig gemaakt van het kuitbeen (Fibula) van een paard, dat poreus is en daardoor de geuren opneemt. Het ruikbeen wordt op bepaalde plaatsen in de ham gestoken en de geur wordt dan opgesnoven door de keurder, die de smaak van de ham in de keel proeft. [MOT]
Schalmentang (v.)
Zakuurwerken hingen doorgaans aan een ketting. De schalmentang opende of sloot de ring waaraan de ketting van het uurwerk bevestigd was. De kaken zijn halfrond en puntig. Eén kaak heeft een dwarse groef bovenaan aan de buitenzijde en een dwarse groef aan de binnenzijde. De andere kaak heeft drie dwarse groeven van verschillende doorsnede aan de binnenzijde. Zo kon men de ring makkelijk tussen de tang klemmen om de ring te sluiten. Wanneer men de ring over de kaken schoof, kon men de vorm aanpassen door de tang te openen. Er bestaan ook samengestelde schalmentangen: de tang met gekruiste armen heeft een kegelvormige kaak met een haakje op het einde. De andere draagt een koperen kussen met dwarse groeven van verschillende doorsnede. Daarmee kan men de schalm van een uurwerk buigen. Op de arm met kussen is een 'derde kaak' los bevestigd, die in een haakje eindigt. Drukt men de tang dicht, dan verwijdert men de twee haakjes van elkaar en kan men een ring opentrekken. De tang met evenwijdige...
Schelpenhark (v.)
Hark (ca. 20-60 cm) met kort op elkaar staande (ca. 1-3 cm), puntige ijzeren tanden voorzien van een beugel met net. De lange (ca. 140-250 cm) (1) steel is meestal door middel van een dille met de hark verbonden. De beugel, van grote schelpenharken, is voorzien van 2 oogjes waardoor een touw, in de vorm van een lus, wordt bevestigd zodat de hark kan worden vastgemaakt aan een brede band dat om het middel van de visser zit (2). De schelpenhark dient om onder meer de kokkels en zandalen (3), die zich een paar centimeter onder het zand of de modder bevinden, te verzamelen. Bij half tij trekt de visser de hark, met korte rukjes, door de zanderige bodem van de zee. Het zand spoelt door het net terwijl de kokkels er achterblijven. Ook voor zoetwatermosselen wordt een schelpenhark gebruikt (4). Zie ook grondhark. [MOT] (1) FENTON 2008: 95 spreekt van 24 voet voor mosselen. (2) De steel is dan langer en rust op de schouder van de visser. (3) N.L.I. (s.v. râteau). (4) Bv. VERHAGEN: 232.