ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 1,201 - 1,250 1,387 resultaten gevonden
Tondeuse voor honden en schapen (v.)
Naast de kleine tondeuse van de kapper, bestaat een tondeuse voor honden en schapen. Men kan haar met één hand bedienen. Ze heeft twee metalen handvatten die met elkaar verbonden zijn door een veer van bladstaal, terwijl de twee uiteinden van elkaar gescheiden zijn, maar wel over elkaar schuiven bij het scheren. Het onderste uiteinde is een metalen kam van ongeveer 5 cm breed met 15 tanden. Het bovenste uiteinde is een vervangbaar mesje dat aan één zijde snijdt en heeft een lengte van amper 5 cm. Men grijpt het haar met een opwaartse beweging tussen de tanden, vervolgens door het werktuig samen te knijpen, knipt men het haar korter. Dezelfde tondeuse met 7 tanden wordt voor schapen gebruikt, de tondeuse met 9 tanden voor runderen. Zie ook hondenscheermes, schapenschaar en de tondeuse voor paarden en runderen. [MOT]
Tondeuse voor paarden en runderen (v.)
Naast de kleine tondeuse van de kapper, en die voor honden en schapen bestaat er een groter model voor paarden en runderen. Het is vrij zwaar (bijna 400 gr) en wordt met beide handen gebruikt. Twee metalen armen, die draaien om een spil, eindigen elk op hun beurt in een rechthoekig blad, dat hetzij naar voren, hetzij zijdelings is gemonteerd. Het onderste rechthoekige blad is groter (ca 8 cm bij 4 cm) dan het bovenste (ca. 7,5 cm bij 3,5 cm) en beide zijn aan de bovenste lange zijde voorzien van 32 tanden voor de paarden. Door de armen van of naar elkaar te bewegen, schuiven de getande bladen horizontaal over elkaar. Het haar dat tussen de tanden terecht komt, knipt men zo af. Het zelfde model maar met 17 tanden wordt gebruikt voor runderen. Zie ook hondenscheermes en tondeuse voor honden en schapen. [MOT]
Tongtang (v.)
Bij sommige behandelingen houdt de arts de tong van de patiënt vast met een tongtang. De kaken variëren naargelang het model. Er bestaan tongtangen met twee ringen als kaken. Ze zijn geribd aan de binnenzijde voor een betere grip. Eén van beide kaken kan ook een ellipsvormige plaat zijn, die in de grotere ringkaak past. Bij nog een ander model bestaan de kaken uit een plaatje met twee gleufjes aan de buitenzijde voor de twee gekromde tanden op de andere kaak. Hierbij zorgen de tanden voor de grip op de tong. De tang kan men in verschillende standen blokkeren door middel van een beugel en haakjes. [MOT]
Tongtroffel (m.)
Handwerktuig met een afgerond, langwerpig (ca. 13-20 cm) blad dat in een omhoog gebogen steel steekt. Het werktuig wordt door de metselaar en de stukadoor gebruikt. Te onderscheiden van de pannenstrijker, maar heeft een breder blad (ca. 4-7 cm). [MOT]
Tonsillenelevatorium (o.)
Het tonsillenelevatorium is een handwerktuig dat de arts gebruikt om de amandelen in de keel vast te nemen en vast te houden. Het is lepelvormig en heeft aan beide uiteinden van de steel een cirkelvormig blad. Te onderscheiden van de balsteker. [MOT]
Toogijzer (o.)
Het toogijzer dient om zware pen en gatverbindingen samen te trekken. Het is een ijzeren kegelvormig staafje van ca. 20-30 cm waaraan een vleugeltje met gat gesmeed is. Het sluitgat, d.i. het gat waarin de toognagel ingedreven zal worden, wordt in de pen enkele millimeter dichter bij de borst geboord dan in de lippen van het gat. Wanneer het toogijzer in het sluitgat gedreven wordt, worden de twee stukken samen getrokken. Het toogijzer wordt dan uit het sluitgat geslagen met een hamer of getrokken door middel van een ander toogijzer dat door het oog van het eerste gestoken wordt (1) Zie ook noodhaak. [MOT] (1) Bv. SCHOLTEN: 158.
Topbijl (v.)
Wanneer grote bomen geveld worden, is het soms nodig ze eerst van hun kruin te ontdoen om te vermijden dat de boom zou blijven hangen, om het gewicht te verminderen en het barsten te voorkomen enz. Dat geschiedt doorgaans met een topbijl. Het gaat om een lichte bijl van ca. 0,8 tot 1,5 kg met betrekkelijk smal (6,5-7 cm) en lang (20-27 cm) blad, op een steel van 40-50 cm. De gespecialiseerde vakman staat op zijn klimsporen en wordt tegengehouden door een touw. Hij werkt meestal met één hand. Indien de houthakker het werk zelf doet, gebruikt hij vaak de houthakkersbijl. [MOT]
Tosti-ijzer (o.)
Tangvormig keukenwerktuig dat bestaat uit twee rechthoekige (ca. 10-20 cm breed; ca. 10-15 cm lang), aluminium, hol uitgewerkte, scharnierende kaken en twee relatief lange (ca. 25-30 cm) armen, vaak met plastic handgrepen. Op de éne kaak worden twee sneden brood met beleg - meestal ham en kaas - gelegd en vervolgens knijpt men het ijzer dicht. Wanneer dat nu boven het vuur gehouden of op de kachel gelegd wordt, worden brood en beleg geroosterd.Zie ook het wafelijzer en hostie-ijzer. [MOT]
Trekduivel (m.)
Hefboom om, naargelang zijn lengte, draad van een afrastering te spannen, bomen omver of stronken uit te trekken, ook om een aan de grond gelopen binnenvaartuig opnieuw in de stroom te helpen (1). Het werktuig bestaat uit een houten of metalen hefboom met op een zekere afstand van het uiteinde als steunpunt een ketting (ook een touw of een kabel) (a) die aan een vast punt vastgemaakt wordt bv. met een kikker. Tegenover die ketting, aan weerszijden en op gelijke afstand ervan zijn twee korte kettingen, kabels of touwen bevestigd die aan het uiteinde voorzien zijn van een haak (b + c). Deze kan in een schakel van een lange ketting (d) gepikt worden die aan de last, draad of boom vastgemaakt wordt. (2) Wanneer men de trekduivel in de richting van de last beweegt, nadert één van de haken (b) de last terwijl de andere (c) zich ervan verwijdert. Nu kan men de haak (c) in een schakel van de lange ketting pikken en de hefboom in de tegenovergestelde richting trekken. Dan komt haak (c) dichter...
Trekmes, gebogen (o.)
Trekmes (zie glossarium) waarvan het blad minder of meer holrond is maar geen halve cirkel vormt. Op de angels steken twee korte hechten. Het gebogen trekmes wordt aangewend wanneer veel hout moet weggenomen worden van betrekkelijk brede stukken (bv. een duig) en om holronde vlakken te bewerken. Zie ook schiltrekmes. [MOT]
Trekmes, hol (o.)
Trekmes (zie glossarium) met U-vormig blad en twee rechte handvatten. Deze kunnen haaks of schuin tegenover de rug van het blad staan, dus nooit in het verlengde van het blad zoals bij het schiltrekmes. De gebogen delen van het blad zijn meestal gelijk maar er bestaan modellen met een verschillende straal (1). Het hol trekmes wordt vooral door de kuiper gebruikt om de holronde zijde van de duigen te bewerken. Zie ook staarttrekmes. [MOT] (1) Een driehoekig trekmes (GELINSKY: 85) is uitzonderlijk.
Trekmes, recht (o.)
Trekmes (zie glossarium) met recht of enigszins gebogen blad van 10-40 cm en twee houten knoppen. Op recente trekmessen zijn deze soms vervangen door twee verstelbare rechte handvatten. Hoewel door de wagenmaker dikwijls als zijn werktuig beschouwd, wordt het recht trekmes door verscheidene vaklui gebruikt. Nagenoeg al de in de lengte bolronde voorwerpen worden ermee gesneden (spaken, sporten, stelen, bomen van ladders enz.) evenals de bodem van een kuip, latten enz. Bomen worden ermee geschild. Het trekmes glijdt over het algemeen niet haaks op het te bewerken stuk maar wel schuin zodat het beter snijdt. Zie ook het gebogen trekmes. [MOT]
Trekschaaf (v.)
De trekschaaf (1)(2) dient om zeer kleine vlakken waar geen andere schaaf aan kan, en de buitenzijde van duigen (3) glad te schaven. Haar blok beweegt niet in de richting van zijn as maar er dwars op. Het kan een gewoon blok zijn (ca. 25/4/2 cm) waarvan beide uiteinden gevat worden door de vakman, of een kort blok met twee handvatten. De zool kan vlak zijn of in de breedte bolrond. Thans wordt de trekschaaf vaak uit metaal gemaakt. Met die werktuigen is het soms mogelijk af te biljoenen (4) (zie afbiljoenschaaf) en lijsten uit te schaven (5); in dat laatste geval kan er een geleider op bevestigd worden, zodat het werktuig op een profielschraper gelijkt (6). Er bestaat ook een dubbel metalen model met een rechte en een concave beitel bv. MOT V 2023.0247 (7). Hoewel de trekschaaf min of meer op dezelfde wijze als een spaakschaaf gehanteerd wordt, is er een groot verschil tussen beide werktuigen. Op de spaakschaaf zijn blad en blok immers evenwijdig, op de trekschaaf staat de beitel schuin,...
Trekschaar (v.)
De trekschaar dient om takken af te knippen waar men met de snoeischaar niet aan kan. Ze wordt o.m. gebruikt bij het verwijderen van takken waar rupsen op zitten, het snoeien van jonge bomen, het plukken van lindebloemen (Tillia) enz. Ze bestaat uit twee 25-30 cm lange hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien en aan een zijde in snijdende bladen eindigen. Een van de armen is in de vorm van een dille of een angel gesmeed en is op of in een schacht van 2-4 m bevestigd. De andere eindigt in een oog of een katrol. Een touw wordt aan het oog gebonden en rechtstreeks getrokken; het kan ook over de katrol lopen. Naar gelang van de wijze waarop de schaar opengaat, kunnen twee hoofdmodellen onderscheiden worden. Op de trekschaar met tegengewicht eindigt één van de bladen in een zwaar blokje metaal, dat door zijn gewicht de schaar openhoudt. Aan de arm die dat blad verlengt, is het touwtje bevestigd. Aangezien het tegengewicht weinig doelmatig was, werd het door een veer vervangen...
Trektang (v.)
De trektang heeft sterk gebogen kaken om nagels uit te trekken. Hun grijpvlak is bovendien herleid tot het minimum zodat de kaken eventueel onder de kop van de spijker kunnen klemmen en iets in de nagel dringen om een betere houvast te krijgen. Eens de tang de nagel omklemt, wordt de tang in zijn geheel als hefboom gebruikt om de nagel uit te trekken. Men plaatst soms een stukje hout onder de kaak om het houtoppervlak te beschermen.  Sommige modellen hebben een vierkante opening tussen de kaken om moeren los te draaien. Eén van de armen eindigt soms in een schroevendraaier, een bol - ter bescherming van de hand - of een koevoet. Bij deze laatste kan de arm naar buiten gebogen staan doordat er een te krachtige druk op uitgeoefend werd en de tang verbogen werd.  De tang wordt soms ook gebruikt om metaaldraad door te knippen, maar de bek is eigenlijk niet scherp genoeg geslepen voor dit doel. Men gebruikt dan beter een kopkniptang. Haar bek is scherper en meer afgeplat dan die van de trektang....
Trekzaag (v.)
De trekzaag is een grote zaag met stijf blad (zie glossarium) door twee man (1) gehanteerd om stammen en balken dwars door te zagen en om bomen te vellen. Ze snijdt in beide richtingen. Deze zaag bestaat uit een lang getand blad (1,30-2 m) (2) vaak breder in het midden (12-17 cm), en aan de uiteinden, in hetzelfde vlak, twee rechte handvatten (3) van ca. 50 cm. Deze zijn door een dille, een angel of een schroef op het blad bevestigd. Er bestaan nu trekzagen met verstelbare handvatten, die verticaal of horizontaal geplaatst kunnen worden. De te zagen stam wordt op een dwarsstuk gerold en de zagers trekken (ze duwen nooit) de zaag om de beurt. [MOT] (1) In zacht hout konden sommige vaklui de trekzaag alleen hanteren. (2) BOERHAVE BEEKMAN 1949 /5 : 408, afb. 11.09 toont een boom met een omtrek van 13,19 m die omgezaagd is met twee trekzagen die in elkaars verlengde zijn samengelast. (3) De trekzaag met gesloten handvatten (bv. BISTON-BOUTEREAU-HANUS: 247) schijnt zeldzaam te zijn.
Trocart (m.)
Een trocart is een chirurgisch instrument dat de veearts gebruikt voor het laten ontsnappen van gassen bij koeien en schapen, wanneer er gisting ontstaan is door het eten van bv. te veel vers gras. Het is een stalen priem met een driekantige punt die door een buisje, dat bovenaan van een rand voorzien is, omvangen wordt. Het werktuig wordt in de linkerflank van het opgeblazen dier gestoken tot aan de rand. Vervolgens wordt de priem eruit getrokken zodat de gassen via het buisje uit de maag kunnen ontsnappen. Er bestaan sets met bijvoorbeeld drie trocarts van verschillende diameter in één metalen koker. Wanneer geen trocart voorhanden is, wordt soms gebruik gemaakt van een priem op het zakmes, en van een uitgehold stuk vlier. Met de trocart wordt ook het neusschot van een stier doorgestoken om een neusring aan te brengen. Zie ook slokdarmsonde. [MOT]
Troffelzaag (v.)
De troffelzaag dient om uitstekende toognagels en spieën af te zagen. Het is een zaag met tegenliggend (zie glossarium) aan weerszijden getand blad, in het midden op een kort, in een evenwijdig vlak liggend hecht geschroefd. De tanden worden slechts aan één zijde gezet. [MOT]
Trogschraper (m.)
Handwerktuig waarmee de laatste restjes deeg uit de baktrog geschraapt worden. Het is een metalen handwerktuig met een breed uitlopend of vierkantig blad dat zich haaks ten opzichte van het eveneens metalen handvat bevindt (1). Zie ook deegsteker. [MOT] (1) In Groot-Brittannië zijn ook trogschrapers te vinden met angel of met dille en houten hecht.
Tuinklauw (roterende) (v.)
De roterende tuinklauw is een handwerktuig van de tuinier om grond te woelen en te beluchten. Men kan er grond en compost mee losmaken en vermengen en ook onkruid losmaken om het gemakkelijker te wieden. Het werktuig wordt loodrecht op de grond geplaatst dus de steel wordt in horizontale positie geroteerd. Omdat dit belastend is voor het lichaam, is de steel soms telescopisch om de lengte aan te passen aan de gebruiker. Het werktuig bestaat uit een lange steel met een T-handvat, soms S-vormig gebogen, en vier tot zes tanden aan het uiteinde. Er bestaan ook korte (ca. 15 cm) handmodellen met drie tanden. De tanden staan meestal symmetrisch opgesteld en zijn gebogen, soms zijn twee tanden korter. Modellen met rechte tanden gelijken sterk op een woelvork. Met de tuinklauw wordt dieper gewerkt dan met de klauw met lange steel en de klauwkrabber. Voor grotere oppervlakken en professioneel gebruik zijn de woelvork, handcultivator en grondfrees aangewezen. [MOT]
Tuinspade (v.)
Vandaag is het een spade met ijzeren, min of meer rechthoekig of driehoekig blad, ongeveer een derde langer dan breed (ca. 27 x 18 cm), dat in het verlengde van een bol-, T- of D-steel ligt (1). De grootte van het blad is afhankelijk van de kracht die nodig is om de kluit op te tillen en te verplaatsen (2). Het blad van de tuinspade is soms voorzien van een voetsteun om de schoen van de gebruiker niet te beschadigen. Uitzonderlijk wordt een verlengstuk bovenaan op het blad van de tuinspade bevestigd om het werktuig als steekspade te gebruiken (3). Vroeger was de tuinspade ook volledig uit hout. Ze was dan wel beslagen. Afmetingen en vorm van het blad kunnen sterk variëren. In Ierland zijn er zelfs asymmetrische spaden (4). De tuinspade wordt gebruikt om de tuin of de akker om te spitten, om gewassen te verplanten en om te graven (5). [MOT] (1) De lengte van het werktuig kan van streek tot streek sterk variëren. Zo hanteert men in België tuinspaden van zo'n 110-120 cm lang, in Italië werktuigen...
Tweetand (m.)
Wanneer men de bovenste laag van de grond wil loshakken, gebruikt men meestal een hak. In harde of stenige bodem gebruikt men eerder een tweetand, die bestaat uit twee zware (ca. 20 cm bij 2 cm), scherpe tanden die haaks of schuin aan een rechte steel bevestigd zijn. Meestal gebeurt de verbinding door middel van een dille; in een enkel geval door middel van een oog, soms met twee extra wiggen om de verbinding steviger te maken. Zie ook houweel. [MOT]
Uienvork (v.)
De uienvork of groentesnijkam heeft een reeks lange (ca. 5-8 cm), dicht naast mekaar staande, scherpe, metalen tanden die in een houten of plastic handvat bevestigd zijn. De tanden worden in een schoongemaakte ui gedrukt; met een mes kan men tussen de tanden door de ui in schijfjes snijden. [MOT]
Uitbeenmes (o.)
Met een uitbeenmes wordt rauw vlees uitgebeend. Het heeft een stevig, smal lemmet (ca. 10-20 cm lang) met een brede rug en een scherpe punt. Het is met een volle of 3/4 tong bevestigd in een houten of plastic hecht dat doorgaans zo gevormd is dat de hand - die vettig wordt tijdens het uitbenen - niet op het lemmet kan glijden. Zie ook hamguts. [MOT]
Uitdeukhamer (m.)
Hamer (ca. 350-500 gr) die gebruikt wordt bij het uitdeuken van de carrosserie van een wagen. Hij heeft een relatief lange (ca. 15-20 cm), smalle cilindrische kop waarvan één uiteinde een verbreedde cirkelvorm vormt. Het andere uiteinde kan taps toelopen, bolvormig of vierkantig zijn. Zie ook carrosserievijl. [MOT]
Uitdraaghaak (1 man) / Uitdraaghaak (2 man) (v.)
De uitdraaghaak is een handwerktuig om betrekkelijk lichte boomstammen, telefoonpalen, e.d. te dragen of te slepen. De uitdraaghaak voor twee man bestaat uit twee naar elkaar scharnierende metalen haken die in het midden van een houten stok (ca. 100-150 cm) bevestigd zijn. Vaak kunnen de haken ook roteren. De stok wordt door twee man gevat die aan beide zijden van de stam lopen. Door het gewicht steken de punten in het hout. De stok moet ca. één meter langer zijn dan de middenlijn van de stammen om te vermijden dat de benen van de dragers ertegen zouden wrijven. De uitdraaghaak voor één man is een klein werktuig (ca. 30 cm) met een aantal op elkaar werkende hefbomen tussen handvat en haken (ca. 10 cm). Het wordt door één man bediend en wordt gebruikt om betrekkelijk korte stukken te dragen. Het werktuig is te onderscheiden van de draagtang voor spoorbalken en de handhaak voor hout. [MOT]
Uitjestang (v.)
Met een uitjestang (ca. 20 cm lang) kan men makkelijk kleine uitjes vastnemen. Deze tang, die veelal van hout is, heeft dwars gegroefde, rechte kaken of breed uitlopende, cirkelvormige kaken. Zie ook slatang. [MOT]
Uitsteker (m.)
Met een uitsteker trimt de schoenmaker de zoolrand nadat deze ingenaaid is. Het handwerktuig heeft een cirkelvormig hoofd met aan het boveneinde een schuine snede en een diktegeleider met aan de bovenzijde een omgekruld randje. Dat randje zorgt ervoor dat er geen beschadigingen aangebracht worden aan het bovenleder. Het hoofd is bevestigd in een houten of een hol metalen hecht. [MOT]
Uitzetmes (o.)
Een uitzetmes heeft een rechthoekig (ca. 10-15 cm lang) stenen - meestal leistenen - metalen of glazen (1) blad, waarvan één lange zijde in een houten handvat steekt dat met twee handen gevat moet worden. De leerlooier gebruikt het uitzetmes om het leer uit te rekken, glad te maken, te polijsten en er het vocht uit te duwen. [MOT] (1) Zie SALAMAN 1986: 313.
Uitzetvork (v.)
Het telen van witloof gebeurt in twee fasen. In de eerste, de zogenaamde wortelteelt wordt de cichorei (Chicorium intybus L. var. foliosum) gekweekt en gerooid (1). In de tweede, de kropteelt (2), worden de gerooide wortels opnieuw uitgezet: ze worden zo recht en dicht mogelijk bij elkaar in kuilen of bedden geplaatst. Hier worden de witloofkroppen gevormd. Bij het oogsten van de volgroeide witloofkroppen, steekt de geknielde arbeider de uitzetvork achter de krop met wortel. Hij licht de plant op en breekt de rijpe krop af met een draaibeweging van de wortel. De uizetvork is een handwerktuig met 4 korte (ca. 15 cm) scherpe, puntige tanden en een T-, D- of rechte steel (ca. 60-100 cm). Het werkend deel is aan de steel bevestigd door middel van een angel of een dille. [MOT] (1) Zie cichoreirooivork en witloofmes. (2) Ook forcerie genoemd.
Uterusdilatator (m.)
De arts gebruikt verschillende tangen om openingen te verwijden. Lengte, breedte en vorm zijn telkens aangepast. Deze tang wordt gebruikt om de baarmoeder open te houden. Met de beugel kan men de tang in om het even welke stand vastzetten en onmiddellijk weer sluiten. Een veer houdt de tang automatisch open. Beide armen kan men makkelijk van elkaar nemen om ze te reinigen. De baarmoederdilatator is verwant met het speculum in die zin dat beide tangen bepaalde lichaamsdelen openhouden bij medisch onderzoek. [MOT]
Uurwerkmakersponstang (v.)
Metalen ponstang van de uurwerkmaker om gaatjes in de spiraalveer van een mechanische horloge te maken. Wanneer men bij een herstelling de oude veer hergebruikt, moeten nieuwe gaatjes geponst worden. In de bek zijn meerdere ponsen vastgeschroefd om diverse diktes van ronde en vierkante gaatjes in de veer te kunnen maken. Soms zijn er een spanveer en klemhaakje om de spiraalveer in positie te houden bij het uittrekken van de pons (1). Sommige modellen (bv. MOT V 92.0424) zijn voorzien van een bijkomende dikkere pons en een hol afgerond uiteinde van de bek om ook de haken of gaatjes aan de binnenzijde van de veertrommel te ponsen, waaraan de spiraalveer wordt bevestigd (2). [MOT] (1) That peculiar punch, in 'Newsletter of the tool and trades history society. Taths', 76, 2002, 24-26 (2) Model met dubbele functie: 'barrel hook and mainspring punching pliers'. Deze methode om de spiraalveer in de trommel te bevestigen was snel, eenvoudig en goedkoop volgens CROM Theodore, Horological shop...
Vaatborstel (m.)
Borstel met stijve haren of staaldraad, vaak waaiervormig, en een recht of knopvormig handvat. Hij wordt gebruikt om de gootsteen en vuile potten en pannen te schrobben. Moderne vaatborstels zijn van plastic. Zie ook de pannenspons, groenteborstel, flessenborstel en spoelborstel voor glazen. [MOT]
Vaatklem (v.)
Een chirurg klemt een ader of ander vat tijdelijk dicht met een vaatklem om te voorkomen dat bloed of een andere vloeistof verloren zou gaan. Naargelang het doel is de bek recht of gebogen, kort of lang en al dan niet met een overlangse spleet om de druk te verminderen. De beugel laat toe het werktuig in om het even welke stand te blokkeren en ogenblikkelijk terug te openen. De draaispil kan makkelijk losgedraaid worden om de tang te reinigen. De vaatklem wordt ook gebruikt om verbanden te verwisselen. [MOT]
Varkensschraper (m.)
De varkensschraper is een handwerktuig waarmee de slager de haren van een verschroeid varken verwijdert. Het kan bestaan uit een gebogen blad en een haak, bevestigd in een recht houten hecht (1). Een couranter model betreft een holle ijzeren kegel met een scherpe rand en een haak aan het kopuiteinde, die dient om de hoornlaag van de tenen af te rukken. Soms is de varkensschraper zo gevormd dat hij op de voet van een ijzeren kandelaar gelijkt (2). [MOT] (1) Zie ''Jubileumuitgave van de Antwerpse verenigingen voor vee en vlees'': 281. (2) Bv. EMMET: 389.
Vatborstel (inwendig) (m.)
Borstel om de vaten langs de binnenzijde te schuren en te wassen (1). Het werkend deel is gemaakt van heidekruid, baleinen enz. en bevestigd aan een houten steel (ca. 100 cm). [MOT] (1) Om de buitenzijde te wassen gebruikt men een vatborstel (uitwendig). Zie een afbeelding in Tech-term: 29.6.
Vatwasketting (m.)
Ketting met vierkante of S-vormige schakels die in een vat wordt geschud om het te reinigen. Vaak is er aan één uiteinde een gewicht bevestigd en aan het andere een houten of ijzeren knevel. Soms kunnen de schakels bezet zijn met paardenhaar (1). [MOT] (1) Bv. fig. 30 in QUICKE: 67.
Veegmes (hoefsmid) (o.)
Met een veegmes steekt de hoefsmid het hoorn van een paardenhoef af. Het bestaat uit een hecht op een betrekkelijk lange (ca. 10-30 cm) ijzeren stang, die in een blad eindigt waarvan het haakse uiteinde scherp is. Om te vermijden dat de vingers tegen de hoef stoten, liggen hecht en blad niet in hetzelfde vlak; de stang kan haaks, zacht gebogen of S-vormig gesmeed zijn. Het gedeelte van de stang, waarop het hecht bevestigd is, is soms uitgesmeed als steun voor de duim van de smid, en als haak om het werktuig tegen te houden. Er bestaan ook veegmessen met een U-vormig handvat en - minder courant - met een gesloten handvat. In dat laatste geval is de stang met het blad en het hecht ook achteraan verbonden. Lengte en breedte van het blad verschillen, op sommige modellen zijn opstaande randen gesmeed. Er bestaan ook veegmessen waarvan het blad d.m.v. een schroef met het hecht verbonden is, wat het slijpen vergemakkelijkt en het vervangen mogelijk maakt. Een bijzonder model is het veegmes met...
Veegmes (klompenmaker) (o.)
Handwerktuig dat een zekere gelijkenis vertoont met een gelijknamig werktuig van de hoefsmid (zie veegmes (hoefsmid)). Het wordt door sommige klompenmakers gebruikt in plaats van het hielmes om de binnenzool van de klompen glad te maken. Het U-vormig ijzer (3-6/2 cm) snijdt aan één kant en is hetzij in het midden van het blad, hetzij op een zijde op een L-vormig staafje met dille of angel gesmeed. In de dille of op de angel steekt een kort recht of L-vormig hecht. Het recht hecht wordt in de hand gehouden. Het uiteinde van het L-vormige rust op de heup van de klompenmaker, die het werktuig duwt. De linkerhand drukt het werktuig op de zool. [MOT]
Veegmes (steenbakker) (o.)
Monoxiel (meestal beuk of wilg) mesvormig handwerktuig, ook wel stuk bandijzer, om de steenvorm na elke gemaakte steen te ontdoen van de resten van klei en zand. [EMABB]
Veerpasser (m.)
De kuiper gebruikt een veerpasser om de straal van de kroos, de groef waarin de bodem past, op te meten door het beginpunt na zes passen gelijk te laten vallen aan het eindpunt. Nu kan men die straal met de veerpasser op de bodem van het vat overbrengen en de omtrek aftekenen (vgl. afschrijfpunt). Daarna kan de bodem uitgezaagd worden met de draaizaag. De veerpasser is een (essen)houten U-vormige passer, uit één stuk gebogen of bovenaan verbonden door een spil, met aan beide uiteinden een ijzeren punt. De benen zijn met elkaar verbonden door een houten stelschroef met tegengestelde schroefdraad, zodat bij het draaien ervan de passer zich sluit of opent. Voor hetzelfde doel gebruikt de kuiper ook een steekpasser. [MOT]
Veerploeg (v.)
De veerploeg (1) dient om groeven tot 12-15 cm van de rand van een plank te schaven. Ze bestaat uit een grote geleider die door twee vierkantige houten staafjes of door twee houten schroeven verbonden is met een groefschaaf maar ook soms met een messingschaaf (2), een puntschaaf, een boorschaaf, een nootschaaf enz.(3). De geleider wordt op de gewenste afstand van de schaaf gesteld en bevestigd door twee wiggen (op staafjes) of vier houten moeren (op schroeven). Om beide stukken evenwijdig te houden wordt er soms een kruis tussen geplaatst (4). Een houten of metalen (ijzer of koper) geleider bepaalt de diepte. De onderste zijde van de breedtegeleider is doorgaans over de hele lengte uitgehold. Zo kan de vakman het werktuig vatten zonder zijn vingers te kwetsen. [MOT] (1) Het verschil tussen de veerploeg en de zolderploeg (Tech-term: 18) is niet duidelijk. Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen de veerploeg die een groef voor een messing maakt, en de Brusselse veerploeg (bv. RAUWERDA...
Veerspade (v.)
Tuinspade voorzien van een sterke veer die het blad omhoog doet springen. Men steekt het blad van de spade in de om te spitten grond, door één druk op de steel springt de aardkluit omhoog. Het spitten met een veerspade is minder belastend voor de rug. Het blad van de veerspade zou ook vervangen kunnen worden door tanden zoals op een spitgreep (1). Er bestaan ook modellen waarbij aparte onderdelen op een tuin- of steekspade gemonteerd kunnen worden. [MOT] (1) COENEN: 27.
Veiligheidsscheermes (o.)
Metalen mesje (ca. 4 cm bij 1 cm) dat aan één of twee zijden snijdt en dat in een kapje geplaatst wordt dat haaks bevestigd is aan een rechte steel (ca. 7-10 cm). Het geheel kan van metaal of van plastic zijn. Vroeger werden de mesjes gewet op een speciaal daarvoor bestemd wetleer; vandaag zijn het wegwerpmesjes.  In vergelijking met het andere scheermes kan men zich met het veiligheidsscheermes makkelijker scheren zonder zich te snijden. [MOT]
Velgaffel (v.)
De velgaffel dient om de goede richting te geven aan een vallende (naald)boom. Het is een zware metalen gaffel met dikke korte - soms licht gebogen - tanden (4-10 cm), op een dille, al dan niet in een hoek van ca. 135° gesmeed waarin een 4-5 m lange schacht steekt. Het werktuig kan op twee verschillende wijzen gehanteerd worden. In het eerste geval steekt de houthakker zijn gaffel zo hoog mogelijk in de stam en duwt op de schacht in de richting van haar as. In het tweede geval plaatst hij de gaffel tegen de stam en de schacht op de grond. Hij duwt of trekt dan het midden van de schacht naar beneden. Deze buigt door en haar uiteinden komen naderbij. Wanneer de houthakker de schacht loslaat, steekt de gaffel in de stam en de schacht in de grond. De boom is dan ondersteund (1). Zie ook bootshaak. [MOT] (1) Er zou ook een velgaffel bestaan met een schacht die onderaan in een tweede gaffel eindigt en die met een hefboom geduwd wordt (''Der Prembeum'').
Velwig (v.)
De velwig is een ca. 30 cm lange vaak houten wig die bij het vellen van dikke bomen in de zaagsnede gedreven wordt om het klemmen van de zaag te voorkomen en de boom in de goede richting te doen vallen. Er worden er meestal twee of drie samen gebruikt. Ook bij het in stukken zagen van de gevelde boom kunnen deze wiggen voorkomen dat de zaag vastloopt. In plaats van de velwig wordt soms een kloofwig aangewend. Soms bestaat de velwig uit een houten (haagbeuk of es) of plastic wig met schacht. Het wigvormig deel wordt beschermt door een aluminium wigschoen voorzien van groeven. Het andere uiteinde bevat een aluminium ring. Beide om schade van (ketting)zaag en hamer te voorkomen. [MOT]
Verbandschaar (v.)
Met de verbandschaar kan men gips- of stijfselverbanden verwijderen. De schaar heeft één blad met een stomp kegelvormig uiteinde, dat men onder het verband steekt; zo brengt men geen verwondingen aan. Het verband wordt in de lengte doorgeknipt en kan vervolgens verwijderd worden. Er bestaan lichte en zwaardere modellen (ca. 150-400 gr), met één of twee handen te bedienen, naargelang het te verwijderen verband. [MOT]
Verfbusopener (m.)
De huisschilder en de doe-het-zelver gebruiken een verbusopener om het deksel van de hermetisch afgesloten verfbussen op te tillen zodat er lucht in de bus kan dringen en men deze kan openen. De verfbusopener is een plat metalen staafje (ca. 10-15 cm) waarvan het uiteinde (ca. 1 cm) is omgeplooid en verdund om makkelijker onder het deksel te geraken. Het staafje dient dan als hefboom van de eerste soort. Als het uiteinde niet is omgeplooid, heeft het de vorm van een platte schroevendraaier en/of haak. Iets kortere modellen zijn voorzien van een ring om meer druk te zetten, soms zijn ze gecombineerd met een blikprikker of een flesopener voor kroonkurk. [MOT]
Verfroller (m.)
Rol in een beugel waarmee men zowel ruwe als gladde, grote vlakken gemakkelijk en snel kan verven. Er bestaan ook verfrollers waarmee men structuur op de pas geverfde muur kan aanbrengen. De rol kan in verschillende afmetingen (breedte ca. 7-25 cm; diameter ca. 2,5-10 cm) en uit verschillende materialen (bv. wol, geitenhaar, microvezels, nylon, polyester, schuimrubber, …) bestaan afhankelijk van de soort verf die men gebruikt en het materiaal (hout, pleister, baksteen, …) waarop men schildert. Ook de lengte van de haren wordt hierdoor bepaald. De rol heeft een verende kern uit (schuim)plastic (1) die soms uitneembaar is. De beugel kan U-vormig zijn en is dan aan beide zijden van de rol bevestigd. Hij kan ook S-vormig zijn waarbij het uiteinde in één zijde van de cilinder steekt. [MOT] (1) "zodat bv. uitstekende nagels en boutkoppen zonder nabehandeling met één verflaag bedekt worden." (JELLEMA: 138).
Verlostang (v.)
Om een kind bij een bevalling te halen, werd soms een verlostang gebruikt. Kenmerkend zijn het roestvrij staal, de brede kaken en de korte armen. Men mocht immers geen grote kracht uitoefenen op het hoofdje. De armen van vele verlostangen waren verbonden zonder draaispil, zodat men ze makkelijk uit elkaar kon nemen. De geneesheer kon dan zonder gevaar één gedeelte van de tang links, het ander gedeelte rechts van het hoofd van het kind duwen. [MOT]