ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 1,251 - 1,300 1,387 resultaten gevonden
Verstekschaaf (v.)
De verstekschaaf dient om kopshout te schaven in het verstekblok, d.i. een toestel om planken en lijsten in verstek (45°) te zagen en te schaven. Het is een houten of metalen (1) schaaf van ca. 30-35 cm, zonder keerbeitel, waarvan de beitel zeer schuin staat (40°; en minder) (2). De zool is soms met een metalen plaat beslagen (3). [MOT] (1) GREBER: 225. (2) Volgens ROUBO: 3.809 is de vouw naar boven gericht. Dezelfde schrijver geeft een afbeelding van een verstekschaaf met twee gaten. (3) Volgens MERTENS: 1. 18 is de zool soms enigszins uitgehold.
Verstekschaar (v.)
Een verstekschaar is een metalen schaar van 20-25 cm lang waarmee men houten plinten, profielen en sierlijsten kan afknippen in verstek (1). Dwars op de bladen is een metalen plaat gemonteerd, die dienst doet als aambeeld. De delen aan weerszijden van de bladen zijn symmetrisch en soms voorzien van een graadboog om de gewenste hoek te bepalen. De elektricien hanteert deze schaar om lijsten te knippen, die bedrading langs wanden bedekken. Tegenwoordig bestaan er allerlei modellen, waarbij de bladen zijn aangepast aan de vorm van het werkstuk en naargelang men metalen, kunststof of lederen elementen wil knippen. De armen kunnen met kunststof bekleed zijn. Een lang en zwaar model wordt op een vast onderstel bevestigd. Net als bij een snoeischaar, is een metalen haak of een lederen ring op het uiteinde van een arm bevestigd, om het werktuig toe te houden wanneer het niet gebruikt wordt. Op recente modellen zijn die soms vervangen door een pal naast de draaispil. Tijdens het werk springt de...
Verstekzaag (v.)
De verstekzaag is een zaag met tegenliggend blad (zie glossarium) om een plank of lijst in het verstekblok (zie verstekschaaf) door te zagen. Ze bestaat uit een houten blok (ca. 30-50/7-8/4,56-5,5 cm) waarvan de lange zijden uitgehold zijn om een beter houvast te bieden. Onderaan, nagenoeg in het midden van de breedte, is het zaagblad (ca. 9 cm breed) op het blok geschroefd (1). Om het verstekblok niet te beschadigen, zijn de tanden naar boven, naar het handvat gezet (zie glossarium). Deze zaag wordt met beide handen gevat. Soms vormen bestekblok en verstekzaag één geheel. Met dit, meestal uit metaal vervaardigd toestel kan men de graden van de hoek instellen. [MOT] (1) Blijkens de afbeelding in VAN DER HOEVEN: 29 zijn er verstekzagen met een rij tanden aan weerszijden.
Verstelblok (o.)
Het verstelblok is een gedraaid stuk hout met twee halve bollen aan beide uiteindes, waarin een klein rond stukje metaal is bevestigd met een gat om het potje met de soldeerdop in te plaatsen. De steel in het midden dient als handvat. De versteller, die de diamant telkens draait en klaarmaakt voor de diamantslijper, plaatst er de verwarmde soldeerdoppen in om er de diamant in een geschikte positie in te klemmen (1). Deze kan vervolgens aan de slijptang bevestigd worden. [MOT] (1) Vroeger gebruikte de versteller looddoppen en zelfs asbest voor het verstellen van de steen in de potjes maar dit hield gezondheidsrisico's in. Het gebruik van mechanische doppen heeft het verstelblok overbodig gemaakt. (VLEESDRAGER: 220-223, ASSCHER: 68)
Verticuteerhark (v.)
Om te vermijden dat het gras verstikt en de ondergrond verdicht ten gevolge van een te dikke viltlaag, wordt deze al trekkend verwijderd met een verticuteerhark. Zij bestaat uit een balk (lengte ca. 30-40 cm) waarop een 10-20 tal – al dan niet beweegbare (1) – haakvormige messen (ca. 8 cm) zijn bevestigd. Soms wisselen kortere messen af met langere die aan beide zijden van de balk uitsteken. De messen die verder uit elkaar staan, zijn voorzien van een groter snijvlak om de breed groeiende wortels door te snijden. Zo valt de viltlaag uit elkaar en kan men met de andere zijde het mos e.a. makkelijker bij elkaar harken. Het werkend deel is met een lange steel (ca. 150-170 cm) verbonden door middel van een beugel met dille. Zie ook gazonbeluchter (roller). [MOT] (1) De pendelende messen snijden in bij het trekken en glijden zonder weerstand over het gazon bij het duwen. Er bestaat ook een model met heen en weer bewegende messen en voorzien van 2 wielen aan de zijkanten van de balk. Dit model...
Vetkoelketel (m.)
Metalen ketel op poten, voorzien van twee handvaten en een kraantje. Het gezeefde gekookte vet (bladreuzel, varkensscheilvet of rundvet) wordt in de vetkoelketel gedaan om verder af te koelen. Na ca. een uur (1) kan het nog vloeibare vet via het kraantje dat zich onderaan de ketel bevindt, afgetapt worden in houten vaten, blokken of kleinverpakking (bv. zakjes) (2). [MOT] (1) Bij rundvet is de gewenste temperatuur ca. 50° C (BARETTA: 193). (2) BARETTA: 193.
Vetpers (m.)
Een vetpers bestaat uit een veelal gietijzeren cilindrisch recipiënt, met inplaatsbare zeef van ca. 25 cm doorsnede, met langszij aan de onderzijde een tuit. Aan de bovenzijde draait een zware schroef die een schijf naar beneden drukt. Met de vetpers wordt het laatste vet uit gekookt runds- en varkensvet geperst. Na het koken blijven vezelachtige bestanddelen, kaantjes genaamd, in een vergiet achter. Het laatste vet dat er ingebleven is, wordt er door middel van de vetpers uitgeperst. Soms zijn er bijbehorende roostertjes die in het recipiënt tussen verschillende lagen kaantjes geplaatst kunnen worden, opdat het persen nog efficiënter kan gebeuren. Zie ook spatel voor smout, vleespers. [MOT]
Vijlborstel (m.)
Stalen borstel van kort (ca. 1 cm) geknikte metalen draadjes die door een dik (ca. 0,4 cm) stuk stof steken. Laatstgenoemde wordt gelijmd op een dun plankje (lengte ca. 10-15,5 cm; breedte ca. 2,5-5,5 cm) met handvat of een houten blokje. Men gebruikt een vijlborstel om houten of metalen vijlsel uit de vijlhouw te verwijderen. Er wordt in de richting van de kap geborsteld. [MOT]
Vilmes (o.)
Het vilmes heeft een stevig, sabelvormig lemmet bevestigd in een houten of plastic hecht. De snede is naar boven afgerond, wat het snijvlak groter maakt. Met het vilmes is het mogelijk het vel in één stuk van het vlees te scheiden. Men trekt het vel weg van het vlees en haalt het mes steeds weer langs het dunne vlies tussen vlees en huid. [MOT]
Vingerstok (m.)
Langwerpige (ca. 30 cm), monoxiele conische stok met een recht hecht - te onderscheiden van de krulstok - die gebruikt wordt om de vingers van handschoenen uit te rekken en te verbreden, bv. na het wassen. Voor hetzelfde doeleinde kan ook een handschoenrektang gebruikt worden. [MOT]
Visdoder (m.)
Licht (ca. 150 gr) knuppelvormig handwerktuig van zo'n 30 cm lang uit hout, koper of plastic en met al dan niet een verbreed (diam. ca. 3-4 cm) uiteinde (lengte ca. 6-12 cm), dat vaak met lood verzwaard is. Met een visdoder geeft de sportvisser de gevangen vis een korte, harde slag op de kop om de hersenen uit te schakelen. Dit ofwel om de vis onmiddellijk te doden, ofwel om hem te verdoven alvorens hem met een andere techniek te doden, zoals bijvoorbeeld door hem de keel over te snijden. Van sommige vissersknipmessen wordt het hecht ook als visdoder gebruikt. [MOT]
Vishakmes (o.)
Hakmes met een zwaar, langwerpig of gebogen blad dat in een recht hecht bevestigd is en waarmee vis in stukken gehakt wordt. Het is te onderscheiden van het vleeshakmes (eenhandig) omdat het lichter is en een afgerond, dunner blad heeft. De snede is recht of bolrond. [MOT]
Vissersknipmes (o.)
Het vissersknipmes is een knipmes voorzien van diverse hulpmiddelen, die bij het vissen of bij het schoonmaken van vis onontbeerlijk zijn. Het bevat meestal een scherp lemmet, waarvan de rug een kartelsnede bezit en dienst doet als schubbenschraper voor het ontschubben van vis. De schubbenschraper kan ook een apart blad zijn waarvan het uiteinde meestal een V-vormige inkeping heeft, dienend als onthaker. Het mes is meestal vervaardigd uit roestvrij staal en wordt gebruikt voor het doorsnijden van lijnen en het fileren van vis. Dicht tegen het hecht zit vaak een flesopener voor kroonkurk. Het vismes kan ook dienst doen als visdoder als het voorzien is van een knuppeltje van metaal, om de gevangen vis direct na de vangst te verdoven of te doden (zie visdoder). Deze zware, ronde verdikking van ca. 100 gr is tevens bedoeld als visweger of unster. Ongeveer in het midden van het mes zit dan een ring waaraan een stevig touwtje of lederen riempje is bevestigd waarmee het bijvoorbeeld aan een...
Visserstang (v.)
De visser gebruikt de visserstang voor velerlei zaken. Met de geribde uiteinden van de kaken kan men de haak uit de bek van de vis verwijderen. Net als bij de palingtang is de buitenzijde van één van de kaken vaak getand, zodat men de schubben van de vis makkelijk kan afkrabben. Dit onderdeel noemt men een schubbenschraper. De andere kaak is aan de buitenzijde soms tot mes geslepen. Meestal biedt deze tang ook de mogelijkheid om draad te knippen en de loodjes rond de draad te knijpen. De armen van sommige modellen eindigen in een blikopener en een flesopener voor kroonkurk. [MOT]
Vlakhamer (m.)
Zware hamer (ca. 1,5-3 kg) met een vierkante, ronde of achthoekige vlakke kop (ca. 3-10 cm), voorzien van een rechte, bolle of schuine rand. In de hamerkop steekt een houten steel van ca. 40 cm. De smid gebruikt de vlakhamer voor het vlak opwerken van smeedstukken. Bijvoorbeeld wordt bij het aaneensmeden van platte en vierkante staven een vlakhamer gebruikt om de onregelmatigheden in het oppervlak eruit te smeden. Er wordt dan met de smeedhamer of de voorhamer op de baan van de vlakhamer geslagen. [MOT]
Vlampijpborstel (m.)
De vlampijpborstel is een verwarmingswerktuig om vlampijpen te reinigen, door het roet los te maken en te verwijderen, wanneer deze de doorvoer blokkeert. De stugge haren (staaldraad, messing, nylon,...) zijn in een getorste ijzerdraad geklemd, waaraan een verlengstuk wordt geschroefd, eveneens een staaf van getorste ijzerdraad (ca. 70-150 cm), die eindigt in een ring waarmee men het werktuig vat. Het werkend deel gelijkt enigszins op sommige schoorsteenborstels en op de spongatborstel, die veel korter is. Vlampijpen zijn ijzeren of koperen pijpen, "Elk der betrekkelijk dunne buizen door welke gloeiende gassen getrokken worden, aangebracht in stoomketels, die ten doel hebben het verwarmend oppervlak te vergrooten [sic] ... waardoor in tubulaire ketels de vlam en rook naar de schoorsteen gaan" (1). Ze komen voor aan stoomketels, boilers en diverse machines, bv. in fabrieken, op een schip, in een locomotief. Dergelijke vlampijpborstel lag courant in kelderruimtes bij de verwarmingsketel....
Vlecht (m.)
De steenhouwer gebruikt een vlecht (1) hoofdzakelijk om bij zachte steensoorten het overtollig materiaal te verwijderen. Hij wordt ook gebruikt om natuursteen vlak te maken, nadat het ruw bewerkt is met de zwaaispits of de puntbeitel, alsook bij de afwerking om de steen een geribbeld uiterlijk te geven (zie ook ceseel). De vlecht bestaat uit een ijzer met één, meestal twee bijlvormige uiteinden met vlakke snede die in hetzelfde vlak liggen als de steel (ca. 40-60 cm). Laatstgenoemde wordt met beide handen gevat. In doorsnede heeft de snede een hoek tussen 10° - om zachte steensoorten te beslaan - en 40°, voor harde steensoorten.  De snede kan ook getand zijn, zowel puntig als stomp (bretté in het Frans). Men spreekt dan van een tandvlecht. Vlechten met twee haaks op elkaar staande sneden kunnen verward worden met de polka. [MOT] (1) De naam is afkomstig van het Duitse abflachen, vlak maken.
Vlechterskniptang (v.)
De vlechterskniptang is een kopkniptang voor de ijzeren draden van betonwapening. Ze lijkt op de trektang, maar haar bek is kleiner en de verhouding tussen arm- en beklengte is ongeveer 1/8. [MOT]
Vleeshakmes (eenhandig) (o.)
Keukengerei met een zwaar, meestal rechthoekig blad waarmee vlees in stukken gehakt wordt. Blad en handvat vormen één geheel, of het blad steekt in een houten handvat en neemt meer dan de helft van het totaalgewicht in. Zo valt het hakmes als het ware naar voren en naar beneden en maakt hij het hakken gemakkelijker. Het gewicht (300 gr - 3 kg) van deze vleeshakmessen varieert naargelang het werk dat ermee gedaan moet worden. Zware hakmessen bijvoorbeeld hakken moeiteloos de meeste gewrichten en beenderen door. Zie ook hakmes (hout), vishakmes en vleeshakmes (tweehandig). [MOT]
Vleeshakmes (tweehandig) (o.)
Om slachtdieren in stukken te verdelen gebruikt de slager een zwaar (ca. 2-3 kg) en groot (ca. 70-100 cm) hakmes dat met twee handen gehanteerd moet worden. Het is een uitvergrootte versie van het eenhandig vleeshakmes dat door de slager en in de keuken gebruikt wordt. Zie ook slagerszaag. [MOT]
Vleeshamer (m.)
Om vlees mals te slaan, kan men een vleespletter of een vleeshamer gebruiken. Dat laatste is een houten hamer - porselein of aluminium wordt soms gebruikt - met een cilindervormige of rechthoekige kop met op beide banen stevige, piramidevormige knopjes. Op de éne baan zitten vaak grotere knopjes dan op de andere; respectievelijk voor dikke en dunne stukken vlees. Deze knopjes kunnen uit de houten kop gesneden zijn maar er kan ook een roestvrijstalen plaatje met knopjes op de baan bevestigd zijn. De kop van de vleeshamer kan ook aan één zijde een bijltje (bv. MOT V 2011.0089), ijspriem (1) of vleesvermalser (2) hebben.Een ander model heeft een handvat bovenaan in plaats van een hamersteel (bv. MOT V 2002.0089). [MOT] (1) Zie ''The Stanley Catalog Collection 1855-1898'': 64, 241.(2) CAMPBELL: 87.
Vleesmolen (m.)
Met de vleesmolen wordt vlees fijn gemalen. Hij heeft een huis van (vertind) gietijzer of plastic met bovenaan een vultrechter en langszij een mes- of gatenschijf. Binnenin zit een Archimedesschroef die door een draaizwengel in beweging wordt gebracht. De vleesmolen kan met een schroefklem of zuigvoet aan het tafelblad worden bevestigd. Er bestaan echter ook losse modellen met vier poten. Grootte en gewicht (ca. 1,5-10 kg) variëren. Het fijn te malen vlees wordt in de vultrechter gedaan en komt op de Archimedesschroef terecht dat het vlees doorheen de gatenschijf drukt. Met kan hiervoor een houten stamper gebruiken, die soms bij het toestel hoort. Bij sommige molens draaien mesjes langs een vastzittende gatenschijf, bij andere malen twee gatenschijven - een vaste en een draaiende - het vlees. Met deze schijven kan het vlees in verschillende fijnheden worden gemalen, van grof tot heel fijn, afhankelijk van de grootte van de gaten. De losse, draaiende schijven worden met een vleugelmoer...
Vleespers (m.)
Werktuig waarmee men het sap uit paarden-, rund of schapenvlees kan persen om het te geven aan tuberculosepatiënten, herstellenden, bij bloedarmoede enz. Men kiest de magere en malse delen van het vlees van een gezond volwassen dier (1). Het wordt eerst zorgvuldig gereinigd en in schijfjes van ca. 0,5 cm gesneden. Dan wordt het gehakt of geschraapt (2) om de pulp te scheiden van het vezelige afval. De pulp wordt in een vijzel fijngestampt of door een vleesmolen gehaald (3), in een doek gewikkeld en dan geperst in de vleespers. Het sap wordt in een kopje opgevangen dat in een recipiënt, gevuld met warm water, staat (4). Het kan meteen worden gebruikt (5). Een andere methode is de schijfjes gereinigd vlees licht te schroeien in een hete pan, zonder toevoeging van boter of vet alvorens ze te persen (6). De vleespers bestaat uit een cilindrisch, metalen recipiënt (ca. 7-10 cm doorsnede; ca. 8-15 cm hoog) op een sokkel met een uitschenktuitje; aan de bovenzijde zit er een schroef die een rond...
Vleespletter (m.)
Keukengerei dat gebruikt wordt om vrij taai vlees fijn en mals te slaan. Het kan volledig van hout zijn en vertoont dan gelijkenis met de wasklopper en de kurkenklopper. Het kan ook van metaal zijn; dit zwaarder model (ca. 700-1200 gr) heeft een vierkantig blad dat aan de benedenzijde plat is en twee scherpe randen heeft om het vlees na het pletten bij te snijden. Het kan geheel van metaal zijn of met een angel in een houten hecht steken. Zie ook vleeshamer en vleesvermalser (hand). [MOT]
Vleesvermalser (hand) (m.)
De vleesvermalser (1) dient om pezig en taai vlees mals te maken. Hij bestaat uit een dikke (ca. 1 cm) plaat (ca. 13 cm bij 10 cm) met een opening (ca. 9 cm bij 5 cm) waardoor het werkend deel glijdt, bestaande uit een 10-tal kammen (ca. 7 cm bij 3,5 cm) met telkens een 16-tal schuine scherpe snijpunten. Dat werkend deel kan zo'n 3 cm op en neer bewegen. Door het handwerktuig op het vlees te leggen en de handvatten naar beneden te drukken, prikken de ca. 160 scherpe stalen snijpunten in het vlees.Een ander model heeft een plastic handvat met zes vaste kammen, met telkens acht stalen schuine scherpe snijpunten. Ze worden beschermd door een afneembaar plastic deksel. Via het afschroefbaar handvat kunnen de kammen vervangen worden.Nog een ander model bestaat uit vijf naast elkaar liggende scherpe tandwielen omvat in een plastic huls (ca. 15 cm). Door het heen en weer over het lapje vlees te rollen, worden ook de fijnste vezels doorgesneden (2).Soms bevindt er zich tegenover de baan van de...
Vleesvork (v.)
De vleesvork dient om stukken vlees of spek uit een kookpan te nemen of op te steken om ze te roosteren op het vuur. Het is een vork met twee, soms drie tanden en een lange - vaak haakvormig - steel (30 to 80 cm). Ze is meestal volledig uit ijzer vervaardigd. Bij een speciaal model staan de tanden haaks op de steel maar in hetzelfde vlak. Zie ook roostervork. [MOT]
Vlegel (m.)
Handwerktuig waarmee graan (1) wordt gedorst door op de grond liggende losgemaakte schoven te kloppen. Tussendoor worden de halmen met een (houten) hooivork gekeerd. Wanneer alle korrels uit de aren zijn gevallen, worden de halmen weer gebonden. Het graan wordt met behulp van een blokhark samen geduwd. Men kan zowel alleen als met verscheiden (zelfs acht) arbeiders werken. De vlegel bestaat uit een houten steel (ca. 130-150 cm) en een zwaardere - meestal uit haagbeuk (2) - knuppel (lengte ca. 60-80 cm; diam. ca. 5-10 cm) die beweeglijk aan elkaar zijn bevestigd. Afmetingen en vorm van de onderdelen verschillen naargelang de periode en de streek. Zo kan de knuppel volledig uit één stuk hout zijn vervaardigd of uit samengebonden stukken gemaakt zijn zoals bijvoorbeeld in China (3). Ook de verbinding tussen de twee delen is verschillend van streek tot streek. Het werkend deel kan voorzien zijn van een leren kap of doorboord zijn. De steel kan eveneens voorzien zijn van een leren lus of van...
Vleugelspade (v.)
Nadat het heiveld werd gemaaid met de plaggenzeis of de getande sikkel en de zoden verwijderd met de zodenlichter, gebruikt de turfsteker de vleugelspade om turven te steken (1), die na droging gebruikt worden als brandstof of mest. Het is een spade met ijzeren blad (ca. 15 x 20 cm), met één of twee opstaande randen, dat licht gebogen staat (ca. 10-25°) ten opzichte van een knop- of T-steel (75-120 cm). De snede van het blad kan recht of puntig zijn (2) en wordt, zoals de steekspade, verticaal (3) (ca. 20-25 cm) in de grond gestoken. Het resultaat is een kluit in de vorm van een parallellepipedum (ca. 20 x 15 x 10 cm). De opstaande randen dienen, naast het doorsnijden van de turf, om de kluit bijeen te houden. [MOT] (1) Volgens GOOSSENAERTS: s.v. vapeur zou "toen het turfsteken gedaan raakte, de vleugelspade worden omgebogen, om in de plaats van aardappelkuiltjes te moeten steken, er te kunnen hakken - wat makkelijker is". Volgens VERBEECK: 25 wordt het werktuig om aardappelen te poten...
Vliegenjager (m.)
De vliegenjager is gemaakt van een paardenstaart gebonden op een steel van 20-30 cm. Met dat werktuig verjaagt men de vliegen bij het beslaan of verzorgen van zenuwachtige paarden. Het werktuig is te onderscheiden van de vliegenmepper waarmee de vliegen gedood worden. [MOT]
Vloerdrijver (m.)
Er bestaan verschillende modellen van de vloerdrijver (1) om de planken van een vloer samen te drukken. Het een bestaat uit "een ronde ijzeren staaf a, lang 1,10 m, dik 26 mm, van onderen een weinig taps bijlopend; aan het ondereinde zit een beweegbare knie b, lang 20 cm, zwaar 13 bij 52 mm en op 0,50 m uit den onderkant een beweegbaar schoorijzer c, van onderen aangepunt. De hefboom wordt in een put in de balk gestoken, zodat de knie tegen de regel drukt; door de lange hefbomen naar de planken over te trekken, drukt de knie deze in elkaar; het schoorijzer glijdt daarbij over de balk en drukt met de scherpe punt er in, zodra de hefboom losgelaten wordt, waardoor een teruggaan belet wordt" (2). Een ander model vat de balk tussen twee armen in plaats van er ingestoken te worden. Met deze werktuigen kunnen vijf tot zeven planken samen gedrukt worden. Vaak worden ze vervangen door een kram en één of twee wiggen, soms door de schietbeitel. In dat laatste geval moet elke plank afzonderlijk...
Vloerzaag (v.)
De vloerzaag is een zaag, met sterk uiteenlopende vormen, om in de reeds geplaatste planken van een vloer, of paneelwerk tegen een muur, een gat te kunnen zagen zonder eerst gebruik te hebben gemaakt van een boor (zie omslagboor) of beitel (zie hakbeitel). Het kan een handzaag zijn van ca. 10-20 bij 4-5 cm, bestaande uit een blad met één rechte zijde dat over de hele lengte is getand, en een boogvormig uiteinde, tevens getand, dat naar de zaagsnede toe puntig uitloopt. Een ander, kleiner model heeft enkel een boogvormig getand blad. Het puntig uiteinde sluit dan aan de andere - niet getande en rechte - zijde aan. Met de boogvormige zijde zaagt de vakman door de plank. Daarna hanteert hij zijn werktuig zoals een gewone handzaag. Het kan ook een model zijn waarbij het zaagblad meestal is geklemd in een houten plankje met twee naar boven gerichte handvatten (1). Deze zaag wordt met beide handen gevat en werkt in twee richtingen. Ze beweegt over het algemeen niet loodrecht tegenover de vakman...
Voegblok (o.)
Om de voegen in vers geplaatste cementvloeren glad te strijken en/of om er een bijzondere vorm aan te geven, wordt een voegblok (1) gebruikt. Het voegblok bestaat uit een dik metalen (staal, brons of messing) plaatje (10 bij 3 cm) van verschillende doorsnede, afhankelijk van de vorm die men aan de voeg wil geven. Het werkend deel is aan een blok of een greep (2) bevestigd, soms ook aan een handvat met knik. Er bestaat ook een model met breed wieltje, dat men over het oppervlak laat rollen (3). [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. (2) Bv. SELLENS: 117. (3) Bv. SELLENS: 117.
Voegenkrabber (tuinier) (m.)
Handwerktuig met een plat en enigszins L-vormig blad (ca. 7 cm bij 7 cm) met een spitse punt, dat aan de rug- en voorzijde een vouw heeft, en dat bevestigd is in een houten of plastic hecht. Het wordt in de tuin gebruikt om vuil en onkruid tussen tegels en stenen te verwijderen (zie ook wiedvingerling); men kan het al trekkend en al duwend gebruiken. Met de rug van het blad kan men ook aarde van schop of spade afkrabben. Zie ook wiedhaakje. [MOT]
Voegijzer (o.)
Handwerktuig dat bestaat uit een smal (ca. 5-8 mm), plat of rond ijzer dat met een omgebogen steel aan een recht handvat bevestigd is. Het wordt gebruikt om de voegen in metselwerk vol te zetten en glad te strijken (1). Zie ook mandenmakerspriem. [MOT] (1) ZWIERS:82 maakt een onderscheid tussen de voegspijker (s.v. voegijzer) met een smal (ca. 6 mm), plat blad om voegen vol te zetten en de doorhaler met breder en dikker blad (ca. 8 mm) dat aan het uiteinde als een beitel geslepen is en dat gebruikt wordt om de in de voegen gezette mortel langs de rij regelmatig aan te drukken en glad te strijken.
Voegzwaard (o.)
Een voegzwaard is een handwerktuig van de metselaar dat werd gebruikt bij het plaatsen van grote natuursteenblokken. Die blokken worden niet zoals bakstenen in een mortelbed gelegd maar op houten blokjes geplaatst waarna men met behulp van het voegzwaard de mortel tussen de steenblokken aanbrengt (1). Ook de verticale voegen worden zo opgevuld. De grote inkepingen langs beide zijden dienen dus om de mortel vooruit te duwen tussen de steenblokken en de voegen volledig vol te drijven tot de steen los van de houten wigjes komt (2). Het dun metalen blad kan in het verlengde van de houten, rechte steel bevestigd zijn of een hoek ermee vormen. Het blad is dubbel gezaagd van vorm, met grote inkepingen die naar voren zijn gericht. De lengte van het voegzwaard is gerelateerd aan de afmetingen van het metselwerk dat men ermee wil bouwen. Het voegzwaard lijkt op de rooihaak van de leidekker maar het blad is dunner, de inkepingen zijn naar voren gericht en het handvat eindigt niet in een haak. [MOT]...
Voetschaar (v.)
De voetschaar is een zwaar werktuig dat op de grond staat en waarvan de metalen onderkaak met de voet tegengehouden wordt. De beweegbare bovenkaak, een hefboom van de tweede soort, heeft een snijdend blad dat tussen beide bladen van de onderkaak glijdt (1); het uiteinde van die onderkaak is geribd om een beter houvast te bieden. Met de voetschaar knipt de mandenmaker de dikkere wissen op maat. [MOT] (1) Er bestaat ook een model met een vlakke onderkaak, dat meer plet dan knipt.
Voorboor (v.)
De voorboor is een avegaar waarvan het plat boorijzer op het einde breder wordt en in een schroefvormige punt eindigt. Het werktuig is niet te verwarren met de verzinkboor (zie glossarium), die veel kleiner is en nooit op een kruk bevestigd is. De voorboor dient om gaten aan te boren die met de lepelboor gemaakt zullen worden. Deze laatste boor heeft inderdaad de neiging om op een plat vlak weg te glijden. De voorboor wordt slechts voor grote gaten gebruikt, voor kleine gebruikt men de fretboor (1). [MOT] (1) Voorboor en amorçoir duiden dan ook de fretboor aan.
Voorhamer (m.)
Hamer met een vrij dikke wigvormige pen, die in sommige gevallen in hetzelfde vlak ligt als de steel. In tegenstelling tot de smeedhamer is de kop van de voorhamer veel zwaarder (tussen 2-12 kg) en is de steel langer (ca. 60-100 cm) zodat hij met twee handen kan worden gevat. Als de smid met één of meerdere helpers samenwerkt, gebruikt hij een smeedhamer om de plaats aan te duiden waar geslagen moet worden. De helpers hanteren dan elk een voorhamer om het eigenlijke smeedwerk uit te voeren. Ook voor het "zware" smeedwerk wordt een voorhamer gebruikt. Door zijn lange steel kan er namelijk met grote kracht mee worden geslagen. [MOT]
Voorloper (m.)
De voorloper is een schaaf met vierkantig, 50-60 cm lang blok, met handvat, zonder keerbeitel. Het is de eerste schaaf die gebruikt wordt bij het gladmaken van een stuk hout. Daar ze voor grof werk bestemd is, is de snede van haar beitel enigszins afgerond. Daarna wordt het hout bewerkt met een reeschaaf. [MOT]
Voorsnijmes (o.)
Met een voorsnijmes worden grote stukken vlees voorgesneden. Het heeft een enigszins buigzaam lemmet (ca. 25-30 cm lang) met een scherpe, soms omhoog gebogen punt waarmee het vlees van de botten kan worden losgesneden. Vroeger waren voorsnijmessen vrij breed zodat men het vlees er ook mee kon serveren. De meeste voorsnijmessen hebben een 3/4 of volle tong. Het hecht kan van allerlei materialen zijn gemaakt: plastic, hout, hertshoorn, roestvrij staal, zilver of ivoor. De meer stugge messen dienen om runder-, varkens- of lamsvlees voor te snijden; licht buigzame messen worden gebruikt voor gevogelte. Het wordt vaak in combinatie met een voorsnijvork gebruikt. Zie ook hammes. [MOT]
Voorsnijtang (v.)
De voorsnijtang laat toe om een stuk gebraad vast te klemmen, zodat men het makkelijk kan snijden. De kaken zijn vrij groot, breed en gebogen. Ze bestaan uit staven, die op regelmatige afstand van elkaar staan. Men kan met een mes tussen de staven snijden om schijven van dezelfde dikte te bekomen.  Zie ook de voorsnijvork en het voorsnijmes. [MOT]
Voorsnijvork (v.)
Wanneer men een groot stuk vlees voorsnijdt met een voorsnijmes kan men dat vlees vasthouden met een voorsnijvork. Ze heeft vrij lange (ca. 7-10 cm) - meestal drie - stevige tanden en een hecht van plastic, hout, hertshoorn, roestvrij staal, zilver of ivoor. Tussen lemmet en hecht is er veelal een stootplaatje ter bescherming van de hand als het mes zou uitschieten; vaak is er ook een uitklapbaar staafje opdat de vork niet te diep in het vlees zou binnendringen. Zie ook voorsnijtang. [MOT]
Vorm voor kartonnen dozen (m.)
Houten vorm die gebruikt wordt om kartonnen dozen te maken. Hij heeft de vorm van de binnenkant van de te maken doos. Er worden in lijm geweekte reepjes papier op geplakt totdat de gewenste dikte is bereikt. Wanneer de kartonnen doos droog is, wordt ze met een laag vernis bedekt om de onvolmaaktheden te maskeren en vervolgens met de hand versierd (1). [MOT] (1) Deze wijze om kartonnen dozen te maken zou uit de 12de eeuw stammen. Pas in de 18de eeuw zou men gebruik gaan maken van holle vormen, die dus de vorm van de buitenkant van de te maken doos hebben (BRUYEZ: 89).
Vorm voor ventilatiepan / Vorm voor duivenpan (m.)
Vol houten vorm met een kort rond hecht, waarop de kap van een ventilatie- of een duivenpan gemaakt wordt. De pannenbakker legt de met de snijvorm (snijvorm voor ventilatiepan) uitgesneden kleiplaat op deze vorm en de bekomen kap wordt dan aan de dakpan, voorzien van een opening, bevestigd. [EMABB]
Vouwbeen (o.)
Langwerpig (ca. 15-20 cm lang; ca. 2-3 cm breed; ca. 0,5 cm dik) meestal benen, maar eventueel ook hoornen, houten (1) of ivoren werktuig met afgeronde randen en waarvan één korte zijde spitser is dan de andere. Het vouwbeen wordt hoofdzakelijk gebruikt om vouwen of plooien te wrijven in papier of leder. Het model uit buxus wordt vooral gebruikt voor het vouwen van vellen die uit de bedrukking komen (2). Het benen vouwbeen wordt door de boekbinder gebruikt om de hoekjes en randen van de omslag van een boek plat te strijken en om de vouw in de rug aan te drukken (3). Het is van been omdat dit materiaal geen blijvend vouwteken achterlaat in het papier of het leder. Volgens FRUMEAU: 55 is het vouwbeen ook geschikt om als griefpasser te gebruiken (4). Zie ook briefopener en likbeen. [MOT] (1) KIEL: 127; "Een vouwbeen is gemakkelijk te maken uit een hardhouten latje (eiken, beuken of bij voorkeur esdoorn) ..." (2) CHANAT: 25. (3) Ook bij het omboeken. Dit is het omvouwen en vlak kloppen of...
Vuist (metselaar) (v.)
Een vuist is een stalen hamer (ca. 1-2 kg) met twee vierkante, vlakke banen waarvan de hoeken meestal zijn afgeschuind, en korte (ca. 20 cm) steel. De metselaar gebruikt de vuist voor sloopwerk. Hierbij slaat hij met de hamer op het breekijzer. Te onderscheiden van de moker die zwaarder is en een langere steel heeft. [MOT]
Vulstok (m.)
Zadelmakerswerktuig dat bestaat uit een lange (ca. 35-55 cm), meestal ijzeren, soms houten schacht, die in doorsnede rechthoekig of rond is en die eindigt in één of meerdere V-vormige uitsnijdingen. De schacht kan recht of gebogen zijn en is meestal gevat in een kort, vaak knopvormig handvat. Met de vulstok wordt wol, vlokwol of stro in bepaalde delen van het zadel of harnas geduwd. Dat fungeert als kussen zodat het paard geen verwondingen kan oplopen en de ruiter wat comfortabeler kan rijden. [MOT]
Vuurlepel (m.)
Kleine (ca. 15 à 20 cm) bronzen, koperen of ijzeren platte lepel waarvan het werkend deel vaak opengewerkt is of soms opstaande randen heeft. Het einde van de steel kan voorzien zijn van een ring of een haak om het werktuig op te hangen (1). De vuurlepel dient om de gloeiende houtskool in het komfoor te roeren en te sorteren. Kleinere (max. 15 cm) modellen werden gebruikt voor de pijpenwarmer (2). [MOT] (1) De vuurlepel werd wel eens door vrouwen gedragen aan de riem; vaak was het een huwelijksgeschenk (ARMINJON & BLONDEL: 484). (2) ARMINJON & BLONDEL: 558 (s.v. pelle de fumeur).
Vuurschop (stoker) (v.)
IJzeren schopje (lengte 100-120 cm; breedte 15-20 cm) met vlak blad en ijzeren steel, waarmee men de kolen in de verwarmingsketel samenbrengt. Vaak eindigt de steel in een ring. De vuurschop van de stoker maakt meestal deel uit van een stel, samen met een pook, een rakelijzer en een sinteltang. Zie ook vuurschopje (smid). [MOT]
Vuurschopje (smid) (v.)
Het vuurschopje is een ijzeren schopje (lengte ca. 75 cm; breedte ca. 12 cm) met meestal vlak blad en ijzeren steel, waarmee de smid de kolen samenbrengt en het te warmen stuk dekt. Vaak is het handvat opengewerkt. Zie ook asschop en vuurschop (stoker). [MOT]