ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoekresultaten 651 - 700 1,476 resultaten gevonden
Kuipersboogschaaf (v.)
Wanneer de hoepels rond de duigen gedreven zijn, moet de kroos uitgesneden worden om er de bodem in te kunnen steken. Vooraleer de kuiper met de kroosschaaf of de krooszaag te werk gaat, moet hij het binnenste van de ton, waar de kroos gesneden zal worden, effen maken; de naast elkaar geplaatste vlakken van de duigen vormen immers een veelhoek. Dat geschiedt met behulp van een kleine holle kuipersdissel, van een kroostrekmes of van de kuipersboogschaaf. De kuipersboogschaaf (1) is een brede bolronde boogschaaf die in de breedte ook bolrond is. Ze is dikwijls van een geleider voorzien en wordt zoals de kroosschaaf gehanteerd. De kuiper beschikt over een stel kuipersboogschaven van verschillende grootten. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Is de gerfschaaf of beugelschaaf (KARMARSCH: 1.737) een kuipersboogschaaf? De beschrijving is niet duidelijk.
Kuipersdissel, holle (m.)
Sommige kuipers gebruiken een holle dissel (1) van ca. 0,5-1 kg, met sterk gebogen en breed (9-13 cm) blad om de binnenzijde van de duigen, waar de kroos uitgeschaafd of uitgezaagd zal worden, effen te houwen. De holle dissel vervangt dan de kuipersboogschaaf of het kroostrekmes. De afmetingen van het werktuig verschillen naargelang de grootte van de ton. Aangezien de holle dissel haaks tegenover de richting van de vezels hakt, moet hij zeer scherp zijn. De snede moet enigszins schuin op de vezels vallen om het hout niet te doen barsten. Het werktuig wordt ook soms gebruikt i.p.v. de rechte kuipersdissel om de kim af te schuinen. Het wordt dan met beide handen gevat (2). [MOT] (1) Fr.: paroir de tonnelier. Het woord paroir duidt ook het krammes van de klompenmaker aan. (2) Bv. RENARD 1921: 180.
Kuipersdissel, rechte (m.)
De rechte kuipersdissel dient om de kim, d.i. het uiteinde van de duigen, af te schuinen. Met de hamer van deze dissel wordt op de hoepeldrijver geslagen om de hoepels te plaatsen. De kuipersdissel weegt ca. 1-1,9 kg. Hij heeft een smal plat blad (ca. 5-7 cm) met middelmatige kromming en een L-vormige hamer aan de overkant. De ca. 15 cm lange steel wordt met één hand gevat.  Zie ook de holle kuipersdissel. [MOT]
Kuipersrits (v.)
Handwerktuig om kuipen te merken door er een teken in te snijden; zowel de kuiper als de eigenaar of bv. de accijnsambtenaar konden zo'n teken aanbrengen. Twee modellen kunnen onderscheiden worden: de eenvoudige en de samengestelde kuipersrits. Met de eerste kunnen alleen bogen of cirkels gesneden worden. Het is een gaffelvormig ijzer waarvan één arm spits toeloopt terwijl de andere in en V- of U-vormig scherp blad eindigt (1). Met de samengestelde kuipersrits kunnen en bogen en rechte lijnen uitgesneden worden. Van dat model bestaan er drie submodellen: het eerste waar het blad voor rechte lijnen en het blad voor bogen uit hetzelfde ijzer gesmeed zijn, het tweede waar het blad voor rechte lijnen vouwbaar is en het derde waar het blad voor bogen verstelbaar is om kleine en grote bogen te kunnen trekken. Om een rechte lijn te snijden trekt de kuiper het werktuig naar zich toe. Om een boog te snijden steekt hij de punt in het hout en draait hij het werktuig zoals hij het zou doen met een...
Kuipersstopmes (o.)
Het kuipersstopmes (1) is een houten of metalen mes met breed en stomp lemmet, door de kuiper gebruikt om werk in te brede naden te duwen (vgl. kuipersbeiteltje) of biezen tussen bodem en kroos (2). Het handwerktuig is te onderscheiden van sommige modellen van de mathamer en is te vergelijken met het breeuwmes, dat dezelfde bestemming heeft. [MOT] (1) Er wordt gewoonlijk van stopmes gesproken maar dat woord duidt ook een werktuig aan om stopverf open te strijken. Daarom stellen wij deze benaming voor. (2) WAELPUT E., Cataloog kuipersgereedschap: 73 spreekt daarom ook van een biezenstomper.
Kuipwindas, -vijzel (v.)
Werktuig dat de kuiper gebruikt om de duigen te buigen zodat de laatste hoepels op de ton geplaatst kunnen worden. Het bestaat uit een houten kader (ca. 50 cm / 100 cm) waaraan een touw bevestigd is dat door middel van een windas of een vijzel aangespannen kan worden. In het eerste geval bevindt het windas zich in het midden in de breedte van het kader. Het touw is met één uiteinde bevestigd aan de as en met het andere aan het kader. Het kader wordt aan de bovenzijde tegen de ton geplaatst en het touw wordt rond de ton gehangen. Wanneer men aan het windas draait, wordt het touw rond de as gedraaid en worden de duigen samengetrokken. In het tweede geval loopt er een schroef doorheen de lengte van het kader. Het touw is met één uiteinde bevestigd aan een beweegbaar onderdeel waar de schroef loodrecht doorheen loopt en met het andere uiteinde aan het kader. Wanneer men de schroef draait, wordt het beweegbaar onderdeel naar achteren verplaatst en de duigen samengetrokken. Om beter te buigen,...
Kurkboor (v.)
De kurkboor wordt gebruikt in laboratoria of door de apotheker om een stop van kurk of rubber uit te boren, of een schijf uit te snijden die een dopje waterdicht maakt. Ze bestaat uit een set holpijpen uit inox met verschillende diameters (ca. 0,5-1,5 cm). Het werkend deel heeft een schuine, scherpe snede en het andere uiteinde is voorzien van 2 handvatjes (ca. 2 cm). Zie ook kurkboorslijper. [MOT]
Kurkboorslijper (m.)
Werktuig waarmee men een kurkboor slijpt. Het is een metalen kegelvorm met een gleuf waarin een uitklapbaar mes zit, bevestigd aan een houten hecht. Men schuift de kurkboor over de kegel, drukt het mes ertegen en draait de kurkboor rond. De kegelvorm maakt het mogelijk om kurkboren van verschillende grootte te slijpen. [MOT]
Kurkenklopper (m.)
Monoxiel handwerktuig met een plat, vaak ovaalvormig deel waarmee men klopt en een rechte steel - te onderscheiden van de wasklopper - om stopsel in de fles te kloppen. Flessen kan men ook kurken met een flessenkurker. [MOT]
Kurkentrekker (m.)
Handwerktuig dat meestal bestaat uit een metalen spiraal met handvat om flessen te ontkurken. Er bestaan talloze modellen, met een zeer grote verscheidenheid in vorm, die volgens verschillende principes werken. De eenvoudigste kurkentrekker bestaat uit een spiraal met handvat dat o.a. een metalen ring (zie ook bodemtrekker), een knop of een kruk kan zijn (1). De spiraal is zo'n 8 cm lang. Voor de flesjes eau de cologne bestaat er een kleine kurkentrekker met een spiraaltje van zo'n 1,5 cm; voor medicijnen, is het geheel zo'n 6 cm lang. Door het handvat te draaien, boort de spiraal zich in de kurk. Vervolgens trekt men aan de kurkentrekker en de kurk komt mee naar buiten. Dat vereist aanzienlijk veel kracht. Een sterke veer kan hier een oplossing bieden. Een ander middel om de inspanning te reduceren is de schroef. Door een vleugelmoer aan te draaien komt de kurk uit de fles. In plaats van de schroef kan de kurkentrekker ook een heugel hebben waarop een tandrad met kruk, draait. Door een kurkentrekker met één of...
Kurktang (v.)
Handwerktuig om een kurk samen te knijpen voor dat ze in de hals van een medicijnflacon of –fles wordt gestoken. De kurktang is een tamelijk zwaar (ca. 0,5 – 4 kg) gietijzeren, bronzen of messing werktuig met twee hefbomen van de tweede soort (zie glossarium) die door een spil aan elkaar bevestigd zijn. Haaks in beide armen zijn twee tot vier conische geribbelde uithollingen van verschillende diameter, in functie van de maat van de flessenhals. Het werktuig wordt meestal op een tafel bevestigd en is veelal vervaardigd in de vorm van een dier, bv. een krokodil (1), salamander, hond of kameleon. De kurktang kan ook bestaan uit een geribd draaiend wiel, voorzien van een handvat. Onderaan bevindt zich een half cilindervormige geribbelde houder waarvan het middelpunt excentrisch ligt ten opzichte van het middelpunt van het wiel. Zo kunnen alle groottes van kurken tussen het wiel en de houder geplaatst worden om ze samen te knijpen.  Een ander tangvormig model bestaat uit twee hefbomen van...
Kurkuithaler (m.)
Wanneer men een fles ontkurkt en de kurk belandt per ongeluk in de fles, kan hij er gemakkelijk uit gehaald worden met een kurkuithaler. Die bestaat uit drie lange, smalle metaaldraden die op het uiteinde omgebogen zijn en waarmee de kurk vastgegrepen en uit de fles getrokken kan worden. [MOT]
Laarzenknecht (m.)
De laarzenknecht is een houten of metalen (nu ook plastic) hulpmiddel om laarzen gemakkelijk uit te trekken. Meestal bestaat hij uit een gaffelvormige tak of plankje (ca. 25-30 cm bij 10 cm). Eronder bevindt zich een dwarshoutje of een metalen steun waardoor de vork of de inkeping ca. 5 cm boven de grond komt te liggen. Het geheel kan ook van metaal zijn. Men steekt de achterzijde van de éne laars in het gaffelvormig uiteinde en de andere voet plaatst men op het plankje. Een ander model bestaat uit een plankje waarin een opening in de vorm van een voet is uitgezaagd (1). Er bestaat ook een vouwbaar model waarbij het plankje in het midden scharniert zodat het makkelijker mee op reis genomen kan worden. De laarzenknecht kan gecombineerd zijn met een borstel of een laarzentrekker. [MOT] (1) ARMINJON & BLONDEL: 336 schrijven dat dit model voorzien kan zijn van een scharnierende lange steel die men als steun kan vastnemen.
Laarzentrekker (m.)
Een stevige metalen haak (ca. 10-23 cm) met een houten, benen of metalen T-handvat (soms een ring, zie laarzenknecht) waarmee men hoge laarzen aantrekt. Soms werd op het uiteinde van het T-handvat een knopenhaakje en een holpijp gesmeed (1). Men steekt de laarzentrekker in het riempje dat aan de bovenzijde van de laars bevestigd is; vervolgens steekt men de voet in de laars en trekt men de laars aan. Wanneer de laars twee riempjes heeft, kunnen twee laarzentrekkers gebruikt worden. De haak kan een gedecoreerde schacht hebben of een bolvormig knopje op het uiteinde om te vermijden dat de haak uit het riempje zou glijden; sommige zijn vouwbaar. Om laarzen makkelijk uit te trekken, kan men een laarzenknecht gebruiken. [MOT] (1) David Stanley Auctions. 65th international auction 28th March 2015: 11.
Laatmes (o.)
Het laatmes van de veearts is een samengesteld werktuig. Het dient om abcessen open te snijden en aderlatingen uit te voeren. In het hecht, dat soms van koper of hoorn is, passen 2 tot 4 driehoekvormige mesjes in verschillende maten en vaak een operatiemes. Bij het laatmes hoort het slaghout, een knuppelvormige stok, dat soms voorzien is van een loden kop. Men plaatst één van de mesjes op een gezwollen ader en drijft de punt erin door een klap met het slaghout. Bij de mens werden ook aderlatingen uitgevoerd. Daarvoor werd het lancet gebruikt, een dun lansvormig aan twee zijden snijdend mesje. Het mesje werd tussen duim en wijsvinger vastgehouden zodat de scherpe punt in een ader gestoken kon worden. Zie ook zakmes. [MOT]
Landbouwerstang (v.)
Samengesteld handwerktuig dat gebruikt wordt bij het plaatsen van afrasteringen met houten palen. Het bestaat uit twee puntige kaken, een hamerkop, een haak om krammen uit te trekken en een draadknipper. [MOT]
Langbektang (v.)
De langbektang dankt haar naam aan haar verhoudingsgewijs lange bek. Hij is immers bijna even lang als de armen, maar men kan er geen grote kracht mee uitoefenen. De bedoeling is ver te kunnen grijpen in kleine ruimten zoals bijvoorbeeld een radio- of telefoontoestel. De bek kan zijdelings gebogen zijn en deze tangen worden ook telefoontangen genoemd. Sommige modellen combineren langbek- en draadkniptang. [MOT]
Lardeernaald (v.)
Met een lardeernaald kan men kleine reepjes spek doorheen magere stukken braadvlees trekken. Zij is lang (ca. 15-25 cm) en hol en heeft een scherpe punt aan één kant en een klem of een gespleten uiteinde aan de andere kant waarin een reepje spek bevestigd kan worden. Wanneer men de naald nu volledig doorheen het vlees duwt, sluit het zich om het vet heen. Zie ook lardeerpriem. [MOT]
Lardeerpriem (m.)
Om kleine reepjes spek doorheen mager braadvlees te trekken kan men een lardeernaald of een lardeerpriem gebruiken. Die laatste heeft een lang (ca. 30-40 cm) en smal halfcilindrisch gevormd blad met een scherpe punt, bevestigd in een houten of plastic hecht. Een reep spek of wat gekoeld vet wordt in het blad gelegd nadat de lardeerpriem dwars door het vlees gestoken is. Als men de lardeerpriem terugtrekt, draait men het hecht om en het vet wordt in het vlees achtergelaten. De lardeerpriem gebruikt bij grote stukken vlees zou een veer en een hefboom hebben om de reepjes te snijden en op hun plaats te houden (1). Meestal worden brideernaald en lardeerpriem in een set van 2 naalden en 12-15 priemen van verschillende grootte bewaard (2). [MOT] (1) Nouveau Larousse ménager: 693. (2) CHANCRIN & FAIDEAU: 736.
Lasbikhamer (m.)
Bikhamer van de lasser voor het verwijderden van slakken op de lasrups. In tegenstelling tot de bikhamer heeft de lasbikhamer een lichter (300-450 gr) smaller en een licht naar de steel toe gebogen ijzer met aan één uiteinde een scherpe punt, i.p.v. een pen. De steel kan van hout of ijzer zijn. Laatstgenoemde zijn niet brandbaar en veelal voorzien van een spiraalhandvat (1) tegen de hitte. [MOT] (1) Bv. BAIRD & COMERFORD: 69.
Lasmes (o.)
Handwerktuig om een keep in de smalle zijde van de hoepels te houwen en om er de uiteinden van af te hakken wanneer ze geplaatst zijn (1). Het kan een licht bijltje met kort en breed blad zijn of vaker, een recht hakmes (hout), beide met één vouw en meestal uit de as liggend blad. Soms wordt een zwaar mes gebruikt i.p.v. het lasmes (2). [MOT] (1) Ook om duighout recht te houwen volgens FOUGEROUX DE BONDAROY 1763: 51. Een gelijksoortig werktuig wordt soms door de draaier gebruikt om het hout te behakken. (2) VAN BAKEL 1962: 17.
Lattentrekker (m.)
Bij het oogsten van tenen, d.i. één en tweejarige essen- en wilgentwijgen, in snijgrienden (zie rijshaak) gebruikt men een griendhakmes (1) of een lattentrekker. Met een trekkende opwaartse beweging worden de tenen gesneden (2) van de stoel. Dit in tegenstelling tot de rijshaak waarmee de loten worden afgehakt. De lattentrekker wordt tevens gebruikt in de hakgrienden om de twijgen af te snijden die te dun zijn voor de rijshaak. De lattentrekker bestaat uit een tamelijk dik (ca. 3 mm) sikkelvormig blad (lengte ca. 20-30 cm; breedte ca. 5 cm; gewicht ca. 350 gr) dat door middel van een angel met een steel van ca. 30 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Sommige modellen gelijken op het hakmes (hout). Een ander model lattentrekker, ook wel zware bandhaak genoemd, is in zijn geheel iets korter (ca. 40 cm) en heeft een minder zwaar blad dat bovendien smaller is (lengte ca. 12-15 cm; breedte ca. 4 cm; gewicht ca. 260gr). Dit model wordt voor de dunnere (éénjarige) twijgen aangewend....
Lavementspuit (v.)
Metalen (tin of koper) of rubberen spuit (1) waarmee een lavement door de aarsopening in de endeldarm aangebracht wordt om bv. ontlasting te bevorderen of om medicijnen of voedsel toe te dienen (2); voor de mens gebruikt men ook een irrigator, soms een enema. De lavementspuit voor het vee, waar men 3 à 4 liter toedient (3), is zo'n 60-70 cm lang. Deze voor mensen, zo'n 20 cm. Zie ook kasspuit. [MOT] (1) Uitzonderlijk ook glas (BENNION: 170). (2) Om drenkelingen te reanimeren werd wel eens tabaksrook gespoten. (3) Larousse agricole s.v. lavement.
Leerruwborstel (m.)
Borstel waarmee men leder kan ruwen. De schoenmaker hanteert hem om een schoenzool aan te ruwen.  Hij heeft meestal een houten kop (ca. 5 cm bij 3 cm) met aan de afgeronde onderzijde een ijzeren plaatje met daarop korte (ca. 5 mm), geknikte pinnetjes. De kop is bevestigd aan een houten steel (ca. 10-12 cm). In plaats van een ijzeren plaatje kan er ook een vervangbaar stuk leder met pinnetjes zijn. [MOT]
Leerschaar (v.)
Schaar (ca. 20 cm) van de leerbewerker waarvan één blad rechthoekig (ca. 8 cm bij 1 cm) is. De bek van de schaar wordt steeds haaks ten opzichte van het materiaal gehouden om te voorkomen dat men onregelmatige snijkanten in het leder krijgt. [MOT]
Leertrekmes (o.)
Het leertrekmes (1) is een mesvormig handwerktuig met een lengte van ca. 20 tot 25 cm. Het heeft een vrij dik blad (4 mm), een rechte, botte snede (12 à 13 cm) eindigend in een punt, en een afgeronde rug. Het leertrekmes dient niet om te snijden, maar om de gerimpelde en golvende boord van een stuk leder glad te trekken alvorens de handschoenmaker uit dit stuk leder een handschoen snijdt. De lap leder wordt plat op een werkbank gelegd, de gerimpelde boord hangt daarbij over de rand van de werkbank. Met de linkerhand houdt men het stuk leder goed tegen, terwijl met de rechterhand het mes onder de gerimpelde boord van het leder wordt gehouden met de rug van het mes schuin tegen de werkbank. Het stuk leder wordt tussen de rechterduim en het blad van het mes geklemd, terwijl men het leder tussen beide glad trekt. [MOT] (1) SALAMAN 1986: 213.
Leesthaak (v.)
De leesthaak is een metalen haak (ca. 17-45 cm lang) met een ringvormig of T-handvat, dat soms van hout is. De schoenmaker gebruikt de leesthaak om de leest uit de afgewerkte schoen te trekken. De haak wordt daarvoor in de gaten gestoken die in de leest geboord zijn. [MOT]
Leghaak (m.)
Nadat men met de buizenlepel de drainsleuf nauwkeurig heeft afgewerkt, kan de arbeider, die op de rand van de sleuf - of er dwars over - blijft staan, de draineerbuizen met een leghaak erin laten zakken en ze tegen de andere aandrukken. De leghaak bestaat uit een haaks of C-vormig gebogen ijzeren stang (ca. 20-30 cm) die door middel van een dille aan een lange (ca. 180-230 cm) houten steel is bevestigd. Deze wordt in de holle draineerbuis (buitendoorsnede ca. 7-10 cm; lengte ca. 30 cm) gestoken. Voor het plaatsen van draineerbuizen die met elkaar verbonden worden door een ronde ring, gebruikt men een gelijkaardig model (1) voorzien van twee schijven waarvan de ene in de ring past en de grotere hem tegenhoudt. De afstand tussen beide is gelijk aan de helft van de breedte van de ring zodat deze beide draineerbuizen evenveel zal overlappen. Soms is er maar één enkele schijf (de kleinste). In dat geval is de afstand tussen die schijf en de knik gelijk aan de helft van de breedte van de ring....
Leidekkersbrug (o.)
De leidekkersbrug is een werktuig om leien op maat te kappen. Het heeft aan de bovenzijde een scherpe rechte kant en aan de onderzijde een scherpe punt die in het dakbeschot kan worden geslagen. De lei wordt op de scherpe bovenzijde gelegd en met de leidekkershamer afgekapt. Er bestaan verschillende modellen: rond, driehoekig, rechthoekig, recht, gebogen. De rechte modellen zijn volledig van metaal en hebben geen handvat terwijl de driehoekige modellen een houten handvat hebben. [MOT]
Leidekkershamer (m.)
Hamer (400-800 gr) die door de leidekker gebruikt wordt bij het dekken of herstellen van een leiendak. Het is een samengesteld werktuig dat aan één zijde een puntig einde heeft - waarmee gaten voor de spijkers in de leien worden geslagen - en aan de andere zijde een hamereinde waarmee de leinagels in het hout worden geslagen. In het midden, tussen de twee uiteinden, kan er een peervormige uitsnijding aanwezig zijn waarmee nagels kunnen uitgetrokken worden. Een andere mogelijkheid is dat er aan de bovenzijde een uitsprong met een V-vormige uitsnijding is. Tussen het werkend deel en de hamersteel is er - aan één of beide zijden - een scherpe zijde waarmee de leien op maat gekapt worden. Dat gebeurt met behulp van een leidekkersbrug. [MOT]
Leidekkersschaar (v.)
In plaats van met een leidekkershamer en leidekkersbrug kunnen leien ook op maat gemaakt worden met een leidekkerschaar. Dit is een schaar met een vlakke benedenkaak die schuin naar beneden loopt en waarin zich een rechthoekige uitsparing bevindt waarin de bovenkaak past. De lei wordt op de benedenkaak gelegd en met de schaar dicht te knijpen wordt er een stukje van de lei afgeknipt. Zo kan men telkens verder knippen langs dezelfde lijn om een volledig stuk van de lei te verwijderen. Vaak is er op één van de armen een uitsteeksel aanwezig dat vermijdt dat de hand naar voren schuift bij het knippen. Er bestaan ook vaste modellen met een scherp uitsteeksel dat men in het dakbeschot kan slaan. [MOT]
Leidstok (stier) (m.)
Een leidstok wordt gebruikt om stieren te leiden. Het werkend deel kan veel verschillende vormen aannemen: een karabijnhaak, een knevel, een gekrulde haak (1) of een neusknijper (2) en is met een houten steel (ca. 90-150 cm) verbonden door middel van een dille. Door het werkend deel van de leidstok in de neusring van de stier of in een losse neusknijper te haken, kan men het dier makkelijk onder controle houden en het naar een ander plaats leiden. [MOT] (1) Die haak dient onderscheiden te worden van de haak van een putwip. (2) Bv. PARTRIDGE: 196.
Leikloversbeitel (m.)
In groeves voor leisteen en schist werden de ontgonnen steenblokken gespleten met behulp van een leikloversbeitel. Opdat zachtere leisteen niet zou verbrijzelen maar over de hele diepte eenvormig kloven, wordt een lange (ca. 40-60 cm) platte, volledig metalen model gebruikt. De snede met dubbele vouw is 4 à 5 cm lang. Het blad versmalt 10-20 cm voor het hoofduiteinde, dat vaak licht paddenstoelvormig is. Er wordt stevig op geslagen met een soort pikhouweel met hamerkop (1). Een kort model (ca. 20 cm lang, 6-10 cm breed) gelijkt sterk op de breeuwbeitel en wordt eerder geslagen met houten leiklovershamers (2), voorzien van beslagringen en niet te verwarren met de volledig houten steenhouwershamer. Om het blok zorgvuldig te kloven, observeert de leiklover eerst grondig het oppervlak en de natuurlijke spleten in het natte blok. Om een geschikt lang en smal steenblok eenmaal te kloven, volstaat in principe één leikloversbeitel. Voor het in fasen kloven van een groot blok tot dakleien kan...
Lepel (houten) (m.)
Lichte (ca. 10-20 gr), monoxiele lepel (ca. 25-45 cm lang) die in de keuken gebruikt wordt om mengsels te roeren of beslag te kloppen. Hij moet van hardhout gemaakt zijn dat niet gauw vocht of smaak opneemt, splintert of barst. Naast de ovaalvormige bestaan er ook lepels die een rechte hoek hebben voor het uitschrapen van hoekige pannen of schalen. [MOT]
Lepelmes (o.)
Het lepelmes (1) is een mes waarvan het lemmet niet in één vlak ligt maar zijdelings gebogen is om hout uit te hollen, bv. bij het snijden van lepels, schoppen e.d.(2) Het gebogen blad kan U-vormig of O-vormig zijn en bevestigd zijn op een rechte of een gaffelvormige (3) steel. Er bestaan verschillende modellen en hanteerwijzen, de steel kan lang (tot 50 cm) of kort zijn (4). In het eerste geval wordt hij op de schouder of onder de oksel geplaatst (5). In het tweede wordt hij met één of beide handen vastgehouden (de kattsak van de Lappen) (6). Die hanteerwijzen hebben tot doel meer kracht en nauwkeurigheid te bekomen. Het lepelmes is gemakkelijk te onderscheiden van het staarttrekmes door de richting van de beweging. Deze is zijdelings in het eerste geval, en asgericht in het tweede. [MOT] (1) Tech-term: 8.16g. Wellicht ook schoppemes (VADER: 14). (2) Zie DU BREUIL : 940: een groot lepelmes om rotte delen van de olijfboom uit te snijden. (3) Bv. NORMAN: fig. 11c en 12d. (4) Bv. MANGA:...
Letterbeitel (m.)
De letterbeitel is een smalle (ca. 0,5-1 cm) beitel, volledig van metaal, met een afgeplat, scherp uiteinde. Hij dient om fijne groefjes in steen te hakken, o.a. beeldhouwwerk en reliëf in grafzerken, zoals letters en versieringen. [MOT]
Letterschroef (v.)
Werktuig dat de boekbinder gebruikt bij het versieren en het vergulden van in leer gebonden boeken. Het bestaat uit een metalen - vaak koperen - langwerpige (ca. 10-12 cm lang; ca. 1 cm breed) houder, bevestigd in een houten hecht. In de houder kan men blokjes met letters erop plaatsen die door een schroef vastgeklemd kunnen worden. Na verhitting worden de letters in het (vergulde) leer gestempeld, om zo het gewenste woord te bekomen. Sommige modellen zijn instelbaar voor verschillende letterhoogten (1) en worden ook wel universeeltang genoemd. Zie ook filetstempel. [MOT] (1) Dit omdat letters voor de boekdrukpers niet altijd van dezelfde hoogte zijn als handdrukletters (KIEL & LOBLER: 105).
Lijmijzer (o.)
Het lijmijzer dient tot het warmen van de gestolde lijm onder een fineerblad en desnoods om grote stukken te warmen voor het lijmen (1). Het bestaat uit een metalen rechthoekig blokje (ca. 10/15/1-2 cm), vaak puntig aan het uiteinde, en een schuin (ca. 135°) metalen hecht van ca. 30 cm. Niet zelden wordt voor zwaarder werk een massief strijkijzer of zelfs een biljartstrijkijzer gebruikt. De vakman warmt het ijzer op een kachel en laat het op het fineerblad glijden waar de lijm hard is geworden. Zo nodig drukt hij er met zijn plakhamer (2) op. De week geworden lijm wordt met dat laatste werktuig opengestreken (3). [MOT] (1) VAN KEIRSBILCK 1898: 263. (2) Bv. ROUBO: 3. 852. (3) Nu bestaan er elektrische plakhamers die het lijmijzer vervangen.
Lijmkam (m.)
Een lijmkam is een handwerktuig dat bestaat uit een stevig, rechthoekig, stalen blad dat aan de onderzijde relatief korte (ca. 2-3 mm) en brede (ca. 2-3 mm) rechthoekige tanden heeft en dat aan de bovenzijde gevat is in een in doorsnede rond, hol metalen hecht. Het wordt o.a. door de tegelzetter gebruikt om lijm uit te strijken.Zie ook de lijmkam voor cellenbeton. [MOT]
Lijmkam voor cellenbeton (m.)
Deze nieuwe werktuigfiche is in opbouw. Zie de lijmkam. [MOT]
Lijnrol (o.)
Handwerktuig (ca. 20-35 cm lang) dat de boekbinder gebruikt bij het versieren en vergulden van in leer gebonden boeken, meer bepaald om rechte of gebogen (1) ononderbroken lijnen aan te brengen op het voor- en/of achterplat van het boek. De lijnrol bestaat uit een smal koperen wieltje (diameter ca. 2 - 9 cm) dat in een metalen beugeltje (2) zit; de stang is met een angel bevestigd in een recht, houten of plastic handvat. Dat kan zowel kort (ca. 10 – 15 cm) als lang (tot ca. 33 cm) zijn. Dat laatste is ontworpen om vanuit de schouder te werken zodat er meer druk op het wieltje kan gezet worden. Het wieltje kan vervangbaar zijn. Bij de meeste modellen is het wieltje voorzien van een inkeping al dan niet in V-vorm, om mooi afgewerkte kaders te maken met lijnen in verstek. Voor het aanbrengen van lijnen of motieven op de rug van een boek gebruikt men een filetstempel. Na verhitting wordt het werkend deel over het leer - al dan niet voorzien van bladgoud - gerold, om een motief van 1 tot 4...
Lijnwerkershaak (m.)
Bovengrondse telefoonlijnen worden doorgaans door een arbeider die op de palen staat, op de steunen van de isolatoren getrokken met behulp van een touw met een haak. Wanneer dat mogelijk is, wordt de lijn van op de grond op die steunen gelegd met behulp van een stok van 3- 4 m, al dan niet uit een stuk. Het werkend deel bestaat uit een gaffeltje of uit een samenstelling van gaffeltje en haak; de haak maakt het mogelijk werktuig én lijn op te hangen tijdens de bewerkingen. Op een bijzonder model is er aan het ander uiteinde een hamer gemonteerd waarmee duimen ingedreven kunnen worden: "Le marteau sert à fixer les clous supports, à hauteur, dans les appuis naturels appropriés (arbres, poteaux, corniches, linteaux, etc.) et à les en arracher. Cet outil spécial porte, du côté a, un logement dans lequel se maintient le clou support, ce qui permet d'enfoncer celui-ci d'un seul coup à la volée en tenant la hampe par l'extrémité opposée au marteau sans qu'il y ait danger de voir le clou sortir...
Lijsterwigje (o.)
Het lijsterwigje is een streekgebonden stroperswerktuig, gebruikt bij de jacht op lijsters. Het heeft een driehoekig uitsteeksel in het midden van een metalen, in doorsnede vierkantige schacht (ca. 20-25 cm lang; ca. 1 cm breed), die in een houten hecht steekt. De schacht is op het uiteinde haaks in een halve cirkel gebogen; de doorsnede is daar cirkelvormig. Met het gekrulde uiteinde van het lijsterwigje wordt een stam gevat en vervolgens kerft men met het driehoekig blad twee evenwijdige spleetjes daarin. Diezelfde handeling herhaalt men op enige afstand daaronder. Vervolgens steekt men een takje met het éne uiteinde in de bovenste insnijding in de stam en met het andere uiteinde in de onderste insnijding. Aan de onderzijde van dat takje hangt men een trosje lijsterbessen en aan de bovenzijde bevestigt men een stropje van koperdraad. Wanneer de lijster op het takje landt en de bessen wil opeten, geraakt zij verstrikt in de strop. [MOT]
Lijstschaaf (v.)
De lijstschaaf is een betrekkelijk smalle schaaf met aanslag (1), zonder keerbeitel, om een lijst uit te schaven. Haar beitel en haar zool hebben dezelfde vorm als de lijst die ze uitschaaft. Er bestaan zeer veel verschillende lijsten en derhalve ook lijstschaven. Niet enkel de vorm maar ook de breedte wisselt sterk af. Om ingewikkelde lijsten uit te schaven, hebben de lijstschaven soms twee of drie beitels. Zo is het vijlen ervan gemakkelijker. Er bestaan -zeldzame- zijdelings gebogen lijstschaven (V 83.0341 a-c3) om ronde lijsten uit te schaven. Dubbele lijstschaven komen ook voor, die het mogelijk maken twee verschillende lijsten te schaven- de doorsnede van de ene is meestal het spiegelbeeld van de andere (2). [MOT] (1) De Japanse lijstschaven (Men tori kanna (ODATE: 112)) hebben meestal geen aanslag. (2) Zie bv. GREBER: afb. 164.
Likbeen (o.)
Het likbeen is een langwerpig (ca. 12-20 cm lang; ca. 1-2 cm breed) benen handwerktuig met een platte ovaal als doorsnede, en afgeplatte uiteinden. Deze laatste kunnen afgerond of recht zijn, met of zonder groefjes. De schoenmaker gebruikt het likbeen om te polijsten en glad te maken, plooien te verwijderen en naden vlak te wrijven. Te onderscheiden van het vouwbeen. [MOT]
Lisijzer (o.)
Het lisijzer is een ijzeren staaf van ca. 50 cm waarvan het gaffelvormig uiteinde haaks omgeplooid is. Het handwerktuig dient om bodem en duig van elkaar te trekken om werk of bladeren van de duikelaar (Typha) of de lisbloem (Iris pseudacorus) in de kroos te stoppen wanneer de kuip lekt. Dat gebeurt met behulp van een houten of metalen kuipersstopmes. De kuiper verwijdert de laatste hoepels, plaatst zijn lisijzer schrijlings op de top van de duigen en duwt op het uiteinde van de steel zodat een duig naar buiten buigt. Sommige kuipers gebruiken hiervoor de hoepelhaak (1). [MOT] (1) Bv. LEGROS 1949: 186.
Lodenpijpsnijtang (v.)
Met een pijpsnijtang kan men loden pijpen doorsnijden zonder ze plat te drukken. Men vat de pijp zonder al teveel druk en draait de tang rond de pijp. Zo snijdt men het lood door. De kaken kunnen opengeschroefd worden om de bladen te verwisselen. Om twee loden pijpen in elkaar te zetten, gebruikt de loodgieter soms een opruimtang. [MOT]
Lonttang (v.)
Bij het maken van dynamietpatronen wordt een lonttang (1) gebruikt. De lont (2) wordt aan beide zijden afgesneden zodat het poeder bloot komt. Daarna wordt deze in de opening van de ontsteking gestoken. Het koperen omhulsel van de ontsteking wordt dan vastgeklemd zodat het lichtjes in de lont dringt. Er bestaan verschillende modellen lonttangen (ca. 14 – 17 cm). De bek kan een schaar zijn waarmee de lont wordt doorgeknipt. Ter hoogte van de spil is er dan een tweede bek van dikke uitgeholde kaken waarmee wordt geklemd (bv. MOT V 2002.0140). Een ander model (bv. MOT V 91.0289) bestaat uit een lange (ca. 3,5 cm), smalle (ca. 1,7 - 2 cm) bek voorzien van een snijdend gedeelte, al dan niet met een afneembaar blad (3), en eronder een uitsparing om te klemmen. Soms is één van de armen rond en eindigt het in een punt, al dan niet van brons (ca. 3,5 – 4,5 cm). Die punt dient om een gat te steken door het papier van paraffine dat rond de explosieven is gewikkeld, waarin dan de ontsteking wordt...
Loodboor (v.)
De loodboor is een boor (ca. 10-15 cm lang) met een blad in de vorm van een halve kegel en een T-handvat en die lijkt op een kleine naafboor. De loodgieter gebruikt de loodboor om gaten in loden buizen te vergroten of van bramen en ongelijke kanten te ontdoen. [MOT]
Loodbuigijzer (o.)
Het loodbuigijzer is een gebogen, meestal S-vormige stang, rond in doorsnede en ca. 30 cm lang. Het dient om in het uiteinde van een loden buis te drijven om deze te buigen of een aansluiting met een andere buis voor te bereiden. Daartoe kan men het buigijzer aan de zijkant hameren met bv. een bankhamer. Het ene uiteinde loopt taps uit, het andere is afgevlakt om eventueel op te slaan. Te onderscheiden van het buigijzer (mandenmaker) en de buighaak. [MOT]