ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 451 - 500 1,387 resultaten gevonden
Hoornvijl (v.)
De hoornvijl (1) dient om hard hout, hoorn, ivoor of lood door wrijving te bewerken. Het is een metalen rechte of gebogen staaf (15-25/0,5-3/0,5 cm) met diepe evenwijdige keepjes in de breedte, in een kort houten hecht van ca 15 cm gestoken (2). Het werktuig is te onderscheiden van de rasp voor hout, die puntjes heeft. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Omdat het werktuig veel gebruikt wordt om hoorn te bewerken, stellen we deze benaming voor. (2) Zie een bijzonder model dat op een strijkijzer gelijkt in ROUBO: 3 pl. 328.
Hopkapper (m.)
De hopkapper bestaat uit een S-vormig blad (ca. 30-35 cm bij 6 cm) met aan de buitenzijde een scherpe snede, dat in het midden haaks op een dille is gelast of geschroefd. De steel is 3-10 m lang. In het verlengde van de dille ligt een U-vormige haak (ca. 10-12 cm breed) die ca. 3 cm boven het blad uitsteekt. Bij sommige modellen is de dille vervangen door een ring die op het verlengde van de haak is gelast. Nog een ander model heeft een half blad dat links of rechts aan de dille is bevestigd. Bij het oogsten van de hop die door draden ondersteund wordt (en niet door staken), worden eerst de ranken die zich mogelijk rond de ca. 3-10 meter hoge horizontale draden hebben gewikkeld, afgesneden met de hopkapper. Daarvoor wordt de haak over de horizontale topdraad geduwd. Nadien kunnen de verticale (of schuin lopende) steundraden waarop de hoprank groeit al schokkend worden losgehaakt van de topdraad (1). De rijpe hopranken vallen neer voor de voeten van de plukkers die dan de hopbellen of...
Horlogekastsleutel (m.)
Een horlogekastsleutel is een verstelbare sleutel om deksels van horlogekasten vast en los te draaien, om aan het mechanisme te kunnen werken, tegenwoordig vooral om de batterij te vervangen. Een model (1) heeft een gleuf met twee verstelbare draaiknoppen met schroefdraad, waaraan twee van de bijhorende opzetstukjes worden bevestigd die in de holtes van een specifieke horlogekast passen om deze los te klikken. Aan het uiteinde van het werktuig zit een kort omgebogen lipje om in een smalle gleuf van de horlogekast te haken om ze met een hefboom te lossen. [MOT] (1) Tech-Term: 20.6 toont ook een tweede model met slechts één draaiknop.
Horlogesleutel (m.)
De horlogesleutel is een kleine pijp- of dopsleutel waarmee horloges opgewonden worden. Het handvat is meestal een ring. [MOT]
Hostie-ijzer (m.)
Een hostie-ijzer is een grote tang (ca. 50-90 cm lang) met gekruiste armen en platte, rechthoekige, cirkel- of ovaalvormige kaken waarmee men hosties bakte, schijfjes brood van ongezuurd tarwemeel. Het lijkt sterk op het wafelijzer dat men boven de haard gebruikte maar de bek is rond of ovaal, het wafelijzer meestal rechthoekig. Veelal zijn de kaken aan de binnenzijde gesierd met religieuze motieven om een afdruk in de hostie te maken. Wanneer de bek het formaat en motief van één enkele hostie heeft, kan men per bakbeurt één grote broodhostie produceren (1). Vaak kunnen meerdere broodhosties en kleine witte hosties tegelijk gebakken worden, als de bek meerdere ronde afbeeldingen - zowel voor grote als kleine hosties - combineert. [MOT] (1) Een bakbeurt zou een drietal minuten vergen (https://www.objetsdhier.com/fer-a-hosties-1410).
Houthakkersbijl (v.)
Bijl gebruikt om jonge bomen te vellen, om een gevelde boom van zijn takken te ontdoen, om te snoeien, om brandhout op het kapblok te hakken, enz. Er bestaan allerlei vormen, soms wordt zelfs een mijnwerkersbijl of een zware timmermansbijl gebruikt. Het gaat echter doorgaans om een bijl van ca. 0,7-1,3 kg, met een oog en twee vouwen. De steel is zo'n 30 cm lang. De bijlen om brandhout te hakken (zie kloofbijl) gelijken sterk op sommige houthakkersbijlen maar zijn lichter. Deze bijlen zijn te onderscheiden van de brandweerbijl, de aks en van de topbijl. [MOT]
Houtsnijdersguts (v.)
De houtsnijder gebruikt verscheidene steek- en hakgutsen die allemaal een verschillende vorm hebben. Vorm en maat van het blad bepalen uiteraard de indruk die in het hout wordt aangebracht. Naast hol kan de bladdoorsnede ook V-vormig zijn. Steekgutsen worden met de hand geduwd. Zij hebben één vouw, die zich aan de binnen- of buitenzijde kan bevinden en hebben in principe geen borst. Zij kunnen een recht hecht of een geknikte stang als hecht hebben. Hakgutsen (zie schrijnwerkersguts) hebben één vouw en een borst. Zij zijn bestemd voor het zwaardere werk en worden met een hamer geslagen (zie steenhouwersklopper (houten)). [MOT]
Houweel (o.)
Handwerktuig van de grondwerker en de landbouwer, gebruikt om steen- of rotsachtige grond los te hakken, muurwerk op te ruimen en aangestampte aarde te breken. Het houweel bestaat uit een zwaar boogvormig ijzer van ca. 40-60 cm lang dat met een oog dwars op een houten steel (ca. 80-120 cm) is bevestigd. Het ijzer eindigt meestal in een punt en, aan de andere kant, in een plat en snijdend deel van ca. 6 cm breed dat haaks op het vlak van de steel ligt. Soms is de punt vervangen door een bijlvormig uiteinde, om de diep gelegen wortels door te hakken. Bij de meeste modellen is het oog naar het uiteinde toe breder zodat de steel gemakkelijk kan vervangen worden en het ijzer niet lost tijdens de arbeid. Het houweel bestaat ook in een kleinere uitvoering, met een werkend deel van zo'n 40 cm lang en een steel van ca. 40 cm. Dat model maakt, samen met het legerschopje, deel uit van het gereedschap van de infanterist (1). Hij gebruikt het om muren te slopen, om schietgaten in muren te breken,...
Houwhamer (m.)
De houwhamer is een metalen hamer van zeer diverse afmetingen en gewicht (ca. 50-4000 gr), naargelang het te vervaardigen vijlmodel. De hamerkop is trapeziumvormig gesmeed, waarbij de baan naar het kopeinde smaller toeloopt tot een rechthoek of cirkelvorm en naar de houten steel toe buigt. Deze steel is meestal licht gebogen en 15-20 cm lang. Hij wordt stevig gegrepen opdat de kop niet onnodig hoog oplicht tijdens het kappen en om het houwen te doseren. Door het intense gebruik vertoont het hout vaak gebruikssporen van de vingers van de vakman. De vijlenmaker hanteert de houwhamer bij de fase van het kappen van de nieuwe vijl of rasp of het herkappen van een oude, door met de ene hand honderden fijne, precieze, zeer regelmatige slagen op een bijhorend houwbeiteltje te geven, dat met de andere hand schuin naar zich toe op de vijl in bewerking wordt geplaatst. Zo bekomt men het gewenste reliëf. Deze vijl ligt op een houwaambeeld. Het zwaartepunt van het werktuig ligt sterk bij de hamerkop....
Hulsschaar (v.)
Hulzen voor hagelpatronen worden herbruikt. Na 2 à 3 keer is het uiteinde ervan uitgerafeld. Ze wordt dan afgesneden met de hulsschaar (1). Een metalen schijfje (diam. ca. 1,5 cm; dikte ca. 0,3 cm) met kleine aanslag bovenaan vormt de ene kaak. Deze wordt in de huls gestoken. Met de andere kaak met gebogen snede wordt de kartonnen of plastic huls doorgeknipt. Manufrance (1973): 88 toont een model dat gelijkt op een peilglassnijder.Zie ook de lonttang. [MOT] (1) Eigen benaming.
IJsblokjestang (v.)
De ijsblokjestang gebruikt men om ijsblokjes vast te nemen. Men kan ze zo makkelijk in een glas doen. Ze lijkt op de suikertang, maar is groter en zwaarder. Ook de kaken zijn licht uitgehold en verder aangepast aan de grootte van de ijsblokjes. Men sluit de tang met een haakje. [MOT]
IJsdolk (m.)
Op steile door harde sneeuw of ijs bedekte wanden kan de bergbeklimmer samen met zijn ijshouweel een dolkachtig werktuig gebruiken om te stijgen. Er bestaan tal van vormen, van zware priem met of zonder tanden, tot een gootvormig werktuig. Alle zijn ze zo'n 20 cm lang en worden door een borgtouw aan de pols of de gordel bevestigd (1). [MOT] (1) Volgens MADUSCHKA & SCHUBERT: 40 wordt de ijsdolk omstreeks 1975 steeds minder gebruikt.
IJshamer (m.)
De ijshamer dient om ijshaken in te slaan en te verwijderen (vgl. klimhamer). De pen (ca. 12 cm) van de ijshamer is licht gebogen (1), eindigt in een scherpe snede en heeft een getande onderzijde. Het andere uiteinde van het werkend deel is een vlakke baan. Soms is het werkend deel voorzien van een gat om er een karabijnhaak aan te bevestigen; door een ketting van drie karabijnhaken te vormen, waarvan de laatste in het oog van de haak gestoken wordt, kan die haak soms uitgeklopt worden. De licht gebogen steel meet minstens 30 cm en kan vervaardigd zijn uit hout of metaal. Laatstgenoemde is steeds voorzien van een isolerend en slipvrij handvat. Doorgaans is in het uiteinde van de steel een gat voorzien voor een borgtouwtje dat aan de gordel bevestigd wordt. Goed werkende ijshamers hebben een minimaal gewicht van 600 gr (2). Zie ook ijshouweel. [MOT] (1) Bij moderne ijshamers is de kromming zo ontworpen dat de pen bij belasting voor een betere hechting zorgt (MADUSCHKA & SCHUBERT: 42)....
IJshouweel (o.)
Op sneeuw en ijs is het ijshouweel in de bergen onmisbaar. Het dient vooreerst als steun - het vervangt de wandelstok - en, vooral op gletsjers, om de sneeuw te peilen, vervolgens om treden in het ijs uit te hakken, om een andere klimmer te zekeren en tenslotte, bij een val, als rem. De punt van het ijshouweel is vaak getand, de pen kan recht of licht holrond zijn. Soms maakt een gat in het werkend deel het mogelijk er een karabijnhaak aan te bevestigen. De houten steel werd algemeen vervangen door een steel van licht metaal; zijn lengte wordt bepaald door de aard van het terrein: hoe steiler en moeilijker, hoe korter de steel. Hij eindigt in een scherpe stalen punt, die in het ijs moet kunnen steken. Een polslus of een borgtouw voorkomt meestal het verlies (1). Zie ook houweel. [MOT] (1) Duitse klimmers geven de voorkeur aan de eerste oplossing, Britse aan de tweede (MADUSCHKA & SCHUBERT 1975/11: 45).
IJslepel (m.)
Lepel waarmee men bolletjes ijs kan serveren. De eenvoudigste ijslepel heeft een halve bol als schep en een recht hecht. Hierdoor lijkt hij enigszins op de balsteker maar is ervan te onderscheiden doordat hij langer is (ca. 20-25 cm) en een grotere halve bol als schep heeft (ca. 5 cm). De lepel wordt in warm water gedompeld zodat hij makkelijker door het ijs gaat. Er bestaan ook ijslepels waarvan men het handvat kan dichtknijpen, waardoor er een gebogen metalen mesje over en weer in de halve bol beweegt. Zo wordt het bolletje ijs makkelijk verwijderd uit de lepel. Nog een ander model is van plastic met een lipje in de schep dat naar omhoog geduwd kan worden, zodat het ijs makkelijk los komt. In hard bevroren ijs kan men een ijslepel gebruiken die gevuld is met een chemische stof, welke overeenkomt met die in autoradiatoren. De stof is niet giftig en zit opgeborgen in de steel. [MOT]
IJspriem (m.)
Priem (ca. 20 cm lang) waarmee men grote blokken ijs in stukken breekt. Men houdt de priem in een hoek van 45° en stoot de punt in het ijs om dit te breken. Zo gaat men door totdat men schilfers van de gewenste grootte heeft. Een ijspriem kan ook bestaan uit een zestal kortere priemen (ca. 3 cm) op enige afstand naast elkaar zodat deze een vorkachtige vorm heeft (1). [MOT] (1) Volgens BRIDGE & TIBBETTS: 55 zou dit instrument gebruikt worden om ijs te sculpteren.
IJsvergruizer (m.)
De ijsvergruizer versplintert ijsblokjes in kleine stukjes. Als hij wordt dichtgeknepen, verbrijzelen negen tandjes in de bovenste kaak het ijs in het onderste, schepvormige bakje. De twee delen kunnen bij het scharnier worden losgehaakt, zodat men het ijs uit het onderste deel kan serveren. [MOT]
Inbussleutel (m.)
De inbussleutel is een moersleutel (zie glossarium) waarvan het werkend deel drie-, vier- of zeskantig is en de vorm heeft van een parallellepipedum of van een piramide. Dat werkend deel past in een holte in het uiteinde van een bout of dop. Het hecht kan recht, L- (eventueel met ratel), T- of S-vormig zijn. Er bestaan ook vouwbare modellen. Zie klinksleutel, sponsleutel, wigsleutel, zeissleutel. [MOT]
Insmeerborstel (m.)
Rond (ca. diameter 4 cm) of driehoekig borsteltje uit zacht varkens-, geiten-, paardenhaar of kunststofvezel. Het heeft de vorm van een kwast of is voorzien van een steel (lengte geheel ca. 17 cm). Er bestaan ook modellen die gecombineerd zijn met een schoenborstel. Voor het onderhoud van je leren schoenen gebruik je de insmeerborstel voor het aanbrengen van schoensmeer (1) alvorens ze op te blinken met de schoenborstel. Met de insmeerborstel zou je gemakkelijker bij moeilijk bereikbare plekken geraken en zou het schoensmeer gemakkelijker in de poriën van het leer dringen dan met een doek. Alleszins je handen worden minder vuil. [MOT] (1) Schoensmeer zorgt ervoor dat het leer niet uitdroogt waardoor de levensduur van de schoen wordt verlengd. Het is aangeraden om voor elke kleur schoensmeer een ander borsteltje te gebruiken om vlekken te voorkomen.
Isolatiemes (o.)
Een isolatiemes wordt gehanteerd door bouwvakarbeiders die isolatie plaatsen, om deze in de geschikte vorm en afmetingen te snijden. Afhankelijk van de beoogde isolatie bestaan er diverse modellen en hanteert men het als een zaag of als een mes. Bij modellen met twee snijkanten is de vertanding of karteling van het lemmet aan weerszijden meestal verschillend maar het is zelden scherp. Het lemmet steekt in een recht houten of kunststof hecht, uitzonderlijk met pistoolkolf. Een model gelijkt sterk op een slagersmes. Het isolatiemes is zeer geschikt voor het versnijden van zachte isolatie zoals glaswol of steenwol. Sommige zijn ook geschikt om overtollig polyurethaan af te snijden of om harde isolatieplaten te versnijden. Voor deze laatste bestaan er ook isolatiezagen, die gelijken op een handzaag of handzaag voor cellenbeton. [MOT]
Isolatiepijpbuigtang (v.)
Vaste elektrische draden plaatst men vaak in speciale buizen van metaal of plastic. Vroeger waren de zogenaamde Bergmannbuizen van karton met een buitenlaag van metaal. Deze buizen sneed men met een isolatiepijpsnijtang en boog men met de isolatiepijpbuigtang. Het meest voorkomende model bestaat uit een holle brede kaak en een andere zeer smalle. Deze laatste drukt de pijp in de holte van de eerste en buigt ze lichtjes. Men grijpt de pijp enkele millimeters verder en knijpt opnieuw tot men de gewenste kromming heeft bereikt. Meestal gebruikt men telkens een andere tang voor elke doorsnede van pijp, maar er bestaat een verstelbaar model. De smalle kaak bestaat dan uit een schijf met een viertal mogelijke openingen. Met een schroef kan men van opening wisselen door het schijfje verder of terug te draaien naar een andere opening. De latere zwaardere buizen boog men met een pijpenbuiger of een pijpenbuigtang. [MOT]
Isolatiepijpsnijtang (v.)
Vaste elektrische draden plaatst men vaak in speciale buizen van metaal of plastic. Vroeger waren de zogenaamde Bergmannbuizen van karton met een buitenlaag van metaal. Deze buizen van 7, 9, 11, 13 1/2 en 16 mm sneed men met een isolatiepijpsnijtang. De kaken zijn meestal rond om de buis te vatten en op één van de kaken zit een rond mes bevestigd. Men kan het vervangen en soms wordt het afgeschermd aan de buitenzijde met een metalen kapje. Een ander model met ronde kaken heeft een vervangbaar mes met rechte snede. De andere kaak is voorzien van twee geleidingswieltjes om de buis makkelijk te kunnen draaien. Nog een ander model heeft twee snijdende bladen waarvan de snede van beide messen bij het dichtknijpen van de tang een driehoek vormen. Soms is de isolatiepijpsnijtang gecombineerd met een kopkniptang met schuine bekken onder een hoek van 135° met de lengteas, een draadknipper voor dikkere draad of een draadstriptang. Er bestond ook een isolatiepijpbuigtang om de buizen te buigen....
Jachtknipmes (o.)
Het jachtknipmes heeft één enkel blad of is een samengesteld werktuig met diverse onderdelen die in het hecht kunnen worden gevouwen. Het lemmet van ca. 9 cm kan meestal vergrendeld worden. Met dat blad snijdt men het geslacht van het mannelijk dier af of maakt men een kleine opening in de onderbuik en snijdt men het buikvel door met de snede naar boven. Samengestelde jachtknipmessen hebben een villemmet, een kleiner blad met zeer scherpe, holle snede en stompe punt, om de ingewanden van het dier niet te beschadigen. Het villen kan ook met een groot blad met vilhaak dat men vindt bij het jachtmes met vast lemmet. Het jachtknipmes bevat nog een kort zaagblad (ca. 6 cm) om het bekkenbeen en andere beenderen door te zagen. Het zaagblad eindigt soms op een fijne schroevendraaier en heeft tegen het hecht aan soms een flesopener voor kroonkurk. Verder is het jachtknipmes vaak voorzien van een wildhaak om de ingewanden van kleinwild en gevogelte te verwijderen, een patroontrekker in kaliber...
Jaloeziewasser (m.)
De latjes van plastic jaloezieën kan men makkelijk afstoffen met een jaloeziewasser.  Kenmerkend zijn de lange kaken met mousse (of een andere stof) aan de binnenzijde om de latjes af te stoffen. De kaken zijn soms licht gebogen om de buiging van de latjes beter te kunnen volgen. Al naargelang het model heeft men één of twee bekken. In het laatste geval staan de bekken op zo'n afstand van elkaar dat men twee latjes tegelijkertijd kan poetsen. [MOT]
Jop (m.)
De jop is een korte, zware beitel uit staal met stompe, sterk afgeplatte vouw (ca. 4 mm breed). De steenhouwer gebruikt hem om als eerste bewerking grote stukken af te slaan van een ruw natuursteenblok en zo een goede aanzet te krijgen voor de boordslag of randslag. De jop wordt beslagen met de steenhouwersvuist. De stratenmaker gebruikt hem onder meer om overtollige stukken van straatstenen te breken en trottoirbanden te splijten (1). De jop is een goed alternatief voor de afhouwhamer omdat men er fijner werk mee kan leveren en ook zachtere steen kan bewerken (2). De jop is te onderscheiden van het ceseel en het bordijzer. [MOT] (1) JELLEMA: 38-39. (2) Taille de la pierre. Guide pratique: 28.
Kaas-/boter-/kleisnijdraad (m.)
Werktuig dat bestaat uit een dunne (ca. 1 mm), stalen draad (ca. 15-45 cm) met twee houten of plastieken handvatten, waarmee men boter of halfzachte kaas kan snijden. Al naargelang de bestemming draagt het een andere naam, maar het is hetzelfde werktuig. Wanneer het gebruikt wordt om kaas te snijden, slaat men de snijdraad om het blok kaas heen. Met één hand houdt men het blok kaas stevig vast terwijl men met de andere de draad er doorheen trekt. Wanneer men boter snijdt, zal men de snijdraad met twee handen vasthouden en deze doorheen de boter duwen. Ook de pottenbakker gebruikt een gelijkaardig werktuig om klei door te snijden. Voor dikke of ruwe klei gebruikt hij een getwijnde kleisnijdraad. Zie ook kleisnijder en kaassnijdraad met rol. [MOT]
Kaasboor (v.)
De kaasboor is een handwerktuig waarmee de kaasmaker een staaltje uit een bol kaas kan boren. Het bestaat uit een langwerpig, halfcilindervormig blad dat aan het uiteinde vaak smaller is en dat in een recht hecht bevestigd is of een ring als handvat heeft. Zie de graanboor, die ook dient om een monster te steken. Beide zijn te onderscheiden van de appelboor. [MOT]
Kaasharp (v.)
Nadat de wrongel gesneden is met een wrongelmes, gaat men over tot het roeren. Dat gebeurt met een kaasharp, d.i. een vorkvormig houten werktuig met lange (ca. 25 cm), platte, afgeronde tanden die met elkaar verbonden zijn d.m.v. koperen spijlen of koperdraad. De bedoeling van het roeren is het gelijkmatig droger worden van de verschillende wrongeldeeltjes te bevorderen, opdat alle stukjes zoveel mogelijk van dezelfde grootte en vastheid zijn. Om de wrongel binnen niet al te lange tijd af te kunnen roeren of rijp te krijgen, mogen de spijlen of de koperdraad van de kaasharp niet te ver van elkaar geplaatst zijn (ca. 2 cm). [MOT]
Kaasmesje (o.)
Mesje (ca. 15-20 cm lang) met een lemmet, al dan niet gedeeltelijk voorzien van zaagtanden, dat een naar boven gebogen, gaffelvormig uiteinde heeft. Het hecht kan van hout, plastic of been zijn; het lemmet is meestal uit inox, soms geheel uit plastic. Met het kaasmesje wordt kaas geserveerd. Men snijdt een stukje kaas van het geheel af en vervolgens prikt men erin met het gaffelvormig uiteinde om het zo te verplaatsen tot op het eigen bord. Zie ook kaassnijmes. [MOT]
Kaasschaaf (v.)
Met de kaasschaaf kan men van halfzachte kaas dunne plakjes afschaven. Het bestaat uit een blad met een gleuf - die aan één zijde scherp is (1) - aan een omhoog gebogen rechte steel. Door het schaafblad over de kaas te trekken, schaaft de scherpe gleuf er een dun plakje af. Het blad zelf dient om de plakjes op te nemen en te serveren. [MOT] (1) De snede kan wat gegolfd zijn om licht geribde plakjes af te schaven.
Kaassnijder (m.)
Toestel met een hefboom waarmee men kaas kan snijden. Deze hefboom bevindt zich steeds aan één zijde van een snijplank en er kan een mes of een strak gespannen draad aan bevestigd zijn. Een stelschroef of geleider bepaalt de dikte van de plakken. De kaas wordt op de snijplank tegen de stelschroef of geleider geplaatst en de hefboom met mes of snijdraad wordt naar beneden geduwd. De snijdraad kan meestal vervangen worden. Er bestaan lichte keukenmodellen en zwaardere winkelmodellen. Zie ook broodsnijder. [MOT]
Kaassnijdraad met rol (m.)
Halfzachte soorten kaas kan men snijden met een kaassnijdraad met rol. Die heeft een stalen draad die gespannen is in een houder met een rechte steel; boven de snijdraad is er een roller.  De snijdraad wordt tegen de korst van de kaas gezet. Door het naar u toe te trekken, worden er plakken kaas afgesneden. De dikte van de plak wordt bepaald door de hoek waarin het handvat gehouden wordt als de roller over de kaas getrokken wordt: hoe scherper de hoek, hoe dunner de plak. Dunne plakjes kaas schaaft men af met een kaasschaaf. Zie ook kaassnijdraad. [MOT]
Kaassnijmes (o.)
Groot mes (ca. 35-55 cm) waarmee een stuk kaas gesneden kan worden.  Het kan een langwerpig blad hebben waarvan rug en snede parallel lopen en dat een afgerond uiteinde heeft, bevestigd in een recht hecht. Het blad kan echter ook aan beide uiteinden een hecht hebben, zodat men aan beide zijden druk kan uitoefenen. De twee hechten kunnen beide in het vlak van het blad liggen, maar één ervan kan ook dwars ten opzichte van het blad bevestigd zijn; de snede kan dan recht of gebogen zijn. Het recht mes werd ook gebruikt om de blokken zeep in stukken te snijden. Zie ook kaasmesje. [MOT]
Kabelschaar (v.)
De kabelschaar wordt door de elektricien gehanteerd om draden voor leidingen door te knippen met een rechte snede. In vergelijking met diverse draadkniptangen, is ze doorgaans groter en steviger en knipt ze dikke draad egaal door zonder deze te vervormen. Er zijn heel wat variaties op de kabelschaar. De armen kunnen geleed zijn en al dan niet geïsoleerd. Een zwaar model kan gelijken op een boutenschaar of een plaatschaar. [MOT]
Kabelschoentang (v.)
Om een kabelschoen op een elektrische kabel te bevestigen, gebruikt men een kabelschoentang. Er bestaan verschillende modellen, die alle tot doel hebben de schoen goed op de kabel te drukken. Eén model bv. is een hefboomtang en heeft kaken die overlangs geribd zijn. Een ander model heeft uitsnijdingen van verschillende grootte in één kaak en uitsteeksels die op het uiteinde holrond zijn op de andere kaak. De uitsteeksels passen in de uitsnijdingen en knijpen de schoen goed om de draad, die tussen de kaken gevat wordt. Nog een ander model heeft een reeks holronde uitsnijdingen van verschillende grootte aan beide kaken; de spil zit aan het uiteinde. Eventueel zijn deze uitsnijdingen aan zowel de binnen- als de buitenzijde van de kaken aanwezig en kan men de tang 'binnenste buiten' draaien. De kabelschoentang maakt soms ook deel uit van de draadstriptang. [MOT]
Kabelstripmes (o.)
Het kabelstripmes is een handwerktuig om de mantel, uit rubber of PVC, van een elektrische kabel door te snijden en af te trekken. Om de kabel te strippen, draait de elektricien het kabelstripmes er met lichte druk om en snijdt dan de mantel overlangs open door het kabelmes over de kabel te laten glijden. De isolatie klemt hij vervolgens tussen duim en mes en trekt ze los. Er bestaan vele verschillende modellen die al dan niet beide operaties mogelijk maken. Het kan vooreerst een knipmes zijn, vaak met houten hecht, waarvan het blad aan de basis dikker en meestal holrond is. Op een ander model is het een veel korter, vast holrond blad. Het hecht is dan vaak van isolerende kunststof. Een ander model kabelstripmes bestaat uit een mes met holrond blad dat wordt gebruikt om de mantel, veelal van platte kabels, in zijn gehele lengte overlangs open te snijden. Daarnaast steekt in het plastic handvat een miniscuul, draaibaar mesje (lengte 2 à 4mm), waarbij de diepte van de incisie wordt bepaald...
Kachelhaak (m.)
De kachelhaak is een handwerktuig om het deksel van (vul)kachels te openen en te sluiten, alsook de asbak te trekken en om het rooster te schudden. Het bestaat uit een ronde staaf, voorzien van een afgeplat lipje. Het andere uiteinde, dat als handvat dient, kan haakvormig zijn. Een ander model, met de kachel meegeleverd, bestaat uit een geknikt, plat gietaluminium handvat met langs een uiteinde een taps toelopend omgebogen (90°) lipje – om het deksel en de laden te openen - en aan het andere uiteinde een opening; op de kop is het voorzien van een gleuf. De opening wordt over de bedieningsstang van de kachelrooster geschoven. Sommige modellen zijn te onderscheiden van de pook (kachel) en de koevoet. [MOT]
Kalkhouw (v.)
De kalkhouw wordt gebruikt door de metselaar en de stukadoor om de kalk te roeren of te mengen, door de steenbakker om klei te mengen. Het werktuig bestaat uit een rechthoekig, afgerond blad (9 cm bij 15 cm) dat door een dille schuin aan een rechte, zo'n 1,40 m lange houten steel is bevestigd. Er bestaan ook bredere modellen met twee ronde gaten in het blad. Te onderscheiden van de hak. Zie ook roerhaak (metselaar) waarmee beton wordt bereid. [MOT]
Kalkoensleutel (m.)
Om te voorkomen dat een beslagen paard op ijs uitglijdt, kunnen enkele gewone nagels door ijsnagels vervangen worden, dat zijn nagels met een beitelvormige of piramidale kop die onder het ijzer uitsteekt. Dergelijke nagels verslijten snel en moeten dan vervangen worden; daardoor wordt het nagelgat steeds breder, houden de nagels minder goed en kan vuil in de hoef dringen. Men kan ook hoefijzers met vaste kalkoenen en stoten gebruiken, maar wanneer deze versleten zijn, moeten de ijzers afgenomen worden, opnieuw scherp gemaakt en ondergelegd. Om die problemen te voorkomen gebruikt men hoefijzers met verwisselbare kalkoenen, die o.m. door middel van een schroefdraad bevestigd zijn. Het in- en uitschroeven van de kalkoenen gebeurt met een kalkoensleutel. Meestal is dat werktuig samengesteld uit een vierkante ring- en/of steeksleutel, soms ook een alligatorbeksleutel (zie glossarium), een punt of een hoefkrabber om het vuil uit de schroefgaten te verwijderen en een draadsnijtap (voor metaal)...
Kampeermes (o.)
Het kampeermes is een handig knipmes bij het kamperen of op reis. Het bevat een lemmet, een eetlepel en meestal een eetvork. Soms nog een blikopener, kurkentrekker e.d. (1). Ofwel is het één geheel waarbij de uitklapbare eetlepel en het lemmet aan het hecht vast zijn. Ofwel hebben lemmet, eetlepel en -vork afzonderlijke hechten die van elkaar kunnen losgekoppeld worden (2). Te onderscheiden van het reisbestek, dat geen knipmes is. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Zie een exemplaar met tal van accessoires in LEVINE: 27. (2) Bv. ARMINJON & BLONDEL:247.
Kanthaak (voor stam) (m.)
De kanthaak dient tot het wentelen van stammen, soms van balken (vgl. palter en zethaak). Met een modern model, met name log jack (1) is het bovendien mogelijk een stam op te lichten om hem door te zagen. Het werktuig bestaat uit een houten stang van ca. 1,20-1,75 m, waaraan door middel van een ring een zware metalen haak vastgemaakt is. Die haak draait rond een spil. Het onderste uiteinde is met een metalen plaat beslagen of eindigt in een metalen punt die het mogelijk maakt met het werktuig te duwen (2). In de haak zijn soms gaten geboord; hij is dan door middel van een bout vastgemaakt en kan versteld worden. De kanthaak (voor stam) wordt zoals de palter gehanteerd behalve dat de stang aan de ring vast is. Over het algemeen werken twee of drie man te samen. Wanneer alleen gewerkt wordt, worden soms twee kanthaken gebruikt die om beurt de stam verder rollen. De kanthaak (voor stam) wordt vooral in de zagerij of op de opslagplaats gebruikt. De houthakker verkiest de lichtere palter....
Kanthout (o.)
Het kanthout is een langwerpig (ca. 20 cm bij 3-4 cm) stuk hout (1), met twee gleufjes (2) aan beide gebogen uiteinden waardoor het middenstuk ietwat uitsteekt. Het wordt onder meer door de schoenmaker gebruikt om een siernaad aan te brengen. Het middenstuk wordt als geleider gebruikt en langs de kant van het leder bewogen. Het kanthout wordt niet opgewarmd zoals de griefpasser die voor hetzelfde doel kan worden gebruikt. [MOT] (1) Beuken- of palmhout (FRUMAU: 69) (2) De gleufjes hebben een verschillende breedte om zo verschillende kantlijnen te kunnen maken met één werktuig.
Kantijzer (schoenmaker) (o.)
Met een kantijzer 'zet' de schoenmaker de rand van de schoenzool, d.i. met behulp van was polijsten. Na het kantijzer opgewarmd te hebben, gaat hij er - lichtjes drukkend - mee langs de rand van de zool. Daarmee is de zool ook verzegeld en dus waterdicht. Het kantijzer (ca. 15-18 cm) bestaat uit een metalen rechthoekig (ca. 2-3 cm bij 1-2 cm; ca. 1 cm dik) hoofd dat bevestigd is in een houten hecht. De baan van het hoofd kan verscheidene vormen aannemen, naargelang de vorm van de zoolrand. [MOT]
Kantijzer (sjouwer) (o.)
De sjouwer gebruikt een kantijzer om zware I-profielen over ingevette laadladders (1) tot onderin het ruim te kantelen of te stuwen. Het bestaat uit een lange stang (ca. 60 cm) met een breed (ca. 8 cm) en dik (ca. 3 cm) U-vormig werkend deel. Het andere uiteinde is plat uitgesmeed (vgl. koevoet). [MOT] (1) "Stukken rail met een lengte van twee tot vier meter, langs één kant voorzien van een ring. Aan de andere kant was een plaatje bevestigd om te beletten dat de rail zou omkantelen." (EECKELAERT: 418).
Kaphamer (m.)
Metselaarsgereedschap (600-800 gr) met één uiteinde dat ofwel beitelvormig, plat en licht gebogen ofwel wigvormig is, maar in beide gevallen een scherpe snede heeft - waarmee de bakstenen bijgehakt kunnen worden - en een ander hamervormig uiteinde waarmee op de sabel geslagen wordt bij het op de juiste lengte doorslaan van de steen. Ook voor het opruimen van bestaand metselwerk en voor het verwijderen van specie van de stenen wordt de kaphamer gebruikt (1). Meestal is de steel van hout maar er bestaan ook modernere zwaardere versies met een metalen steel met rubberen handvat. [MOT] (1) De term kaphamer wordt soms ook gebruikt voor een metselaarswerktuig met tweede bijlvormige snede, het metselaarshouweeltje.
Kappersschaar (v.)
Licht schaartje (ca. 50 gr), volledig van metaal - eventueel met plastic omhulde armen - met driehoekige smalle (ca. 1 cm) bladen, waarmee de kapper haren knipt. De haren worden per strookje tussen wijs- en middenvinger genomen en op de gewenste lengte afgeknipt. Ook de kleermaker gebruikt zulk een schaar voor het knippen van delicate stoffen zoals bv. lingerie. Zie ook effileerschaar. [MOT]
Karn (bokaal) (v.)
Werktuig waarmee men melk opklopt om er zo de boterdelen uit te halen. Het bestaat uit een glazen recipiënt (ca. 10 cm breed; ca. 15-20cm hoog) waarin één of meerdere houten of metalen schoepjes zitten, die in beweging gebracht worden door een houten of metalen zwengel. Deze karn is te onderscheiden van de mayonaiseroerder. [MOT]
Kartelschaar (v.)
De kartelschaar is een schaar met dikke (ca. 4-7 mm), botte bladen waarvan de snede driehoekig gekarteld is. Wanneer men daarmee in een stuk stof knipt, verschijnt er een zigzag inkeping die het rafelen doet voorkomen. [MOT]
Kasspuit (v.)
Grote, meestal koperen, spuit (lengte 60-65 cm; diameter ca. 5 cm), al dan niet met verwisselbare spuitdoppen zodat fijne tot dikke druppels of een straal bekomen kan worden. De spuit wordt bij het trekken aan de zuiger gevuld door dezelfde gaatjes waardoor gespoten wordt; om de operatie te versnellen, wordt vaak een tweede, grote, opening op het uiteinde voorzien, die door een kogeltje afgesloten wordt. De kasspuit dient om een bestrijdingsmiddel tegen parasieten, schimmels of onkruiden toe te dienen, om pluimvee te ontsmetten, om bijen te verdoven, om het stof van planten te verwijderen, om dieren of vensters te wassen, om muren en serreglas te witten enz. Sommige fabrikanten leveren zelfs een speciale spuitdop om het werktuig als lavementspuit te kunnen gebruiken of om "tot 10 m hoog" te kunnen begieten (1). Zie ook nevelspuit (hand). [MOT] (1) Merk A.D., Avicole.
Kastanjevliestang (v.)
Nadat bolster en schil van de kastanje verwijderd zijn, moet het vlies van de vrucht worden losgemaakt. Dit kan men doen door de vruchten in een ketel met kokend water te gieten en er met de kastanjevliestang knippende en draaiende bewegingen in te maken. Door de wrijving en de warmte komt het vlies los. De kastanjevliestang bestaat uit twee ca. 35-60 cm lange houten staven die ongeveer in het midden met elkaar verbonden zijn door een (koperen) schroef. De staven zijn ter hoogte van het werkend deel vierkant in doorsnede en voor een beter grip op de kastanjes voorzien van driehoekige inkepingen op de vier randen. Het deel van de staven dat als handvat fungeert is vierkant of rond in doorsnede. [MOT]