ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 501 - 550 1,387 resultaten gevonden
Kauwtang (v.)
Voor wie moeilijk kan kauwen, heeft men een tang uitgedacht die het vlees in kleine stukjes verdeelt.  De kaken van die kauwtang bestaan uit drie stangen, die tussen elkaar passen. Twee of drie tandjes voorkomen het wegglijden van het gekauwd stuk. Een veer zorgt voor de automatische opening van het handwerktuig. De draaispil kan men verwijderen om de tang te reinigen. [MOT]
Keihak (v.)
Zware hak met licht gebogen blad en botte snede (lengte: 25-35 cm; breedte: 5-6 cm), waarmee de steenbakker de septaria (keien) uit de kleilaag verwijdert. Ook een houweel wordt daarvoor gebruikt. [EMABB]
Kelnersmes (o.)
Samengesteld werktuig waar de professionele wijnkelner bij zweert om flessen te ontkurken. Het bestaat uit een kurkentrekker en een mesje die uitgeklapt kunnen worden. Soms is er ook een flesopener voor kroonkurk aanwezig die tevens als steunpunt voor de hefboom (tweede soort) dient. Hij rust dan op de hals van de fles als de kurk getrokken wordt. Met het mesje kan het halslood doorgesneden worden. Een merkwaardig model bevat een uitklapbare hefboom dat werkt volgens het hefboomprincipe van de eerste soort (1).  Een nieuwer model werkt met een heugel. De spiraal wordt in de kurk gedraaid en met een op-en neerwaarste beweging van hecht, waardoor een borgbeugel over een getande stang loopt, worden spiraal en kurk uit de fles gehaald. Nadien kan men door de borgbeugel op te lichten het systeem terug in zijn gesloten vorm brengen. Er is ook een uitschuifbaar mesje aanwezig om het halslood door te snijden. Zie ook zakmes. [MOT] (1) WATNEY & BABBIDGE: 71, fig. 62.
Kerfmes (o.)
Mesje dat de houtsnijder gebruikt bij het kerfsnijden en dat te onderscheiden is van het rozenmesje. Het heeft een klein, lichtjes haakvormig blad met een rechte snede die zich in het vlak van het werktuig bevindt. Het blad is breder (ca. 1,5 cm) dan dat van het rozenmesje en de snede is doorgaans korter (ca. 3 cm). Zie ook steekmes (houtsnijder). [MOT]
Kettinghaak (m.)
De kettinghaak is een ca. 80 cm lange ijzeren haak met T- of ringhandvat, waarmee op de schepen of in de haven de zware (anker)kettingen versjouwd worden, bijvoorbeeld bij controle. Wanneer bij het te water laten van een boot, het vaartuig door middel van een ketting tegengehouden wordt, haalt de arbeider aan de kaapstander die ketting in met behulp van twee kortere kettinghaken (1). [MOT] (1) FROST: 140.
Kettinghaal (v.)
Voorwerp bestaande uit een ketting met een dubbele, d.i. een S-vormige, haak aan één uiteinde en eventueel een kleinere, enkele (1), aan het andere uiteinde, om een pot of ketel boven het vuur in de schouw te hangen; wanneer er enkel een S-vormige haak was, werd de kettinghaal aan een aparte haak in de schouw gehangen. De bovenste krul van de S-vormige ketelhaak is kleiner, smaller en puntiger dan de onderste (ca. 4-5 cm breed), die ook een opkrullend lipje heeft. De ketting telt 16 tot 35 schakels (2), die allemaal rond zijn behalve de onderste, die ovaal is omdat de haak van de ketel erin moet kunnen scharnieren. Het bovendeel van de S-vormige benedenhaak wordt in een schakel van de ketting gehangen opdat de ketel op de gewenste hoogte boven het vuur komt te hangen. [MOT] (1) WEYNS: 106 spreekt ook van een bovenste, dubbele haak. (2) WEYNS: 106.
Kettingpijptang (v.)
De kettingpijptang dient net als andere pijptangen om pijpen aan en los te draaien. Ze bestaat uit een zware (1-5 kg) stalen staaf van ca. 35-70 cm lang met aan het uiteinde een enkele of dubbele getande bek, waaraan een ketting is gebonden. Met haar dubbele schakels gelijkt ze sterk op een fietsketting. Men draait de ketting rond de buis en haakt ze vast aan de bek. Door de tang verder neer te drukken, spant de ketting zich steeds strakker rond de buis. De bek is vaak omkeerbaar zodat de ketting in beide richtingen kan worden omgelegd. Zo is de kettingpijptang op relatief moeilijk bereikbare plekken inzetbaar t.o.v. andere pijptangen. Om mogelijke beschadiging van het werkstuk door de strakgetrokken ketting te voorkomen, kan men gebruik maken van een bandsleutel. [MOT]
Kettingzaag (hand) (v.)
De kettingzaag (hand) (1) is een vouwbare zaag en maakt deel uit van het gereedschap van de genie en de artillerie in het leger. Ze dient om betrekkelijk kleine bomen te vellen en takken van nog niet gevelde bomen af te zagen. Ze bestaat uit een opeenvolgende reeks getande blaadjes van 8-10 cm, telkens verbonden door een plaatje en twee klinknagels (2). Het geheel meet ca. 1,20 m en eindigt in twee ringen. Aangezien niet alleen het blad maar ook de klinknagels in de snede moeten kunnen, is de zaag zeer breed gezet (zie glossarium). Hoewel de kettingzaag door één man gehanteerd kan worden, wordt ze meestal door twee man getrokken. Om een beter houvast te bieden, worden vaak twee stukken hout of twee buisjes in de ringen gestoken. Wanneer een hoge tak afgezaagd moet worden, worden twee touwen aan de ringen bevestigd, waaraan getrokken wordt (3). Zie ook draadzaag (houthakker). [MOT] (1) V.A.W.P. (2) De firma Goldenberg maakte een model met 2 en 3 tanden per blaadje voor de artillerie, en...
Keukenbreektang (v.)
De keukenbreektang kraakt noten, schalen van schaaldieren en oesters. Men steekt het voedsel tussen de kaken en knijpt de tang dicht. Hierdoor krikt men de tandheugel omhoog tot bijvoorbeeld de noot boven in de tang zit vastgeklemd. Men drukt vervolgens de armen verder samen tot de schaal breekt. Voor noten kan men ook een notenkraker gebruiken, voor kreeften ook een kreefttang. Voor oesters is er onder meer de oestertang. [MOT]
Keukenrasp (v.)
Keukengerei om groenten te raspen. Het bestaat uit een metalen plaatje waarin rijen gaatjes 'uitgeprikt' zijn. Op dit ruw oppervlak worden de groenten heen en weer geschuurd en zodanig fijn geraspt. Er bestaan vlakke, rechthoekige, piramidevormige, halfronde, ronde enz. raspen. De rasp kan ook op een schaal bevestigd zijn waar de fijn geraspte waren in worden opgevangen. Er kunnen verschillende raspvlakken aanwezig zijn met telkens kleinere gaatjes om steeds fijner te raspen. Vaak bevindt er zich in het raspvlak ook een scherpe gleuf die als schaaf dienst doet. Er bestaat ook samengesteld keukengerei dat naast een rasp ook als botertrekker, appelboor en dunschiller kan gebruikt worden. Om nootmuskaat te raspen, worden speciale raspen gebruikt (zie muskaatrasp). Naast de keukenrasp kunnen groenten ook geraspt worden met behulp van een raspmolentje. Daarmee kunnen zelfs de kleinste stukjes helemaal opgeraspt worden. Zie ook aardappelrasp en zeeprasp. [MOT]
Keukensnijmachine (v.)
Met een keukensnijmachine kan men brood, vleeswaren, groenten e.d. snijden. Hij heeft een al dan niet getand snijwiel (ca. 20 cm doorsnede) dat door middel van een zwengel in beweging gebracht wordt. Het geheel rust op een houten of plastic plaat met een schroefklem of zuignappen. De dikte van de plakken is instelbaar met een geleider die door middel van een draaiknop of schroef dichter of verder van het snijwiel kan gezet worden. Men beweegt het te snijden voedsel over de plaat langsheen het snijwiel, terwijl men aan de zwengel draait. Opdat het voedsel makkelijker zou glijden, kan er een rollertje in de plaat verwerkt zijn. Andere modellen hebben een slede die over het voetstuk heen en weer kan bewegen. Schroefklem en het gedeelte van de plaat waarover het voedsel glijdt, kunnen vaak omhoog geklapt worden zodat de snijmachine makkelijker opgeborgen kan worden. Zie ook broodsnijder. [MOT]
Keukenspatel (v.)
Een keukenspatel kan van plastic, rubber of hout zijn. De buigzame plastic en rubberen spatels hebben een rechte, respectievelijk plastic en houten, steel (ca. 13-45 cm lang) met een plat en rechthoekig blad, waarvan één hoek afgerond is. Deze spatels - ook wel pannenlikkers genoemd - worden naast het dooreen scheppen van mengsels vooral gebruikt om alle restjes uit een kom of pan te schrapen. Met de rechte hoek van de spatel kan men makkelijk in rechte hoeken werken, terwijl de afgeronde hoek geschikt is voor komvormige recipiënten. Houten spatels (ca. 25-45 cm lang) hebben een breder uitlopend, langwerpig of ovaalvormig plat blad met rechte of afgeronde hoeken. Zij zijn licht en stevig en worden gebruikt voor het roeren en dooreen scheppen van mengsels en voor het keren of uit de pan halen van voedsel. Het blad van de houten keukenspatel kan zich ook in een knik ten opzichte van de steel - dus niet in de as ervan - bevinden. Om smout te roeren gebruikt men een houten spatel die veel...
Keukentrechter (m.)
Keukengerei (ca. 15-25 cm) met een hol, cilindrisch of conisch recipiënt met onderaan een buisje. Hij kan van hout, metaal, glas of plastic zijn. Met een trechter kan men makkelijk vloeistoffen of poedervormige stoffen doorheen een smalle opening, bv. een flessenhals, gieten. [MOT]
Kiel (m.)
De kiel van steenbewerkers is een bolronde metalen wig om natuursteen te splijten. Om graniet te splijten, worden kielen in staal gebruikt, voor zandsteen en hardsteen volstaat ijzer (1). Een reeks kielen wordt in een grote rots of steenblok vastgezet, al dan niet in vooraf uitgeboorde of met een pelijzer uitgehakte gaten. De kielen klemmen in het gesteente op hun zijden, niet op de bodem van het gat. De kielen worden stelselmatig met een moker geslagen tot het blok losbreekt of in twee splijt in de gewenste richting van de wiggen. De kiel is te onderscheiden van de kloofwig voor hout. Het ermee verwante kielijzer is een vergelijkbare metalen wig met twee wig- en haakvormige zijstukken, al dan niet samengehouden met een ring. Ook deze worden in een reeks gaten in het blok geplaatst. [MOT] (1) JELLEMA: 43.
Kiepboom (m.)
De kiepboom is een houten hefboom voorzien van een ijzeren lip om metalen vaten te kiepen. De lip vat de kim. [MOT]
Kiezentrekker (voor paal) (m.)
Vissers gebruiken een kiezentrekker om de houten palen waar hun netten aan bevestigd worden, uit te trekken. Ook de landbouwer gebruikt dergelijk werktuig om houten of metalen palen van afrastering uit de grond te trekken. De kiezentrekker bestaat uit een smeedijzeren 8-vormig werktuig waarvan één bocht afgeplat kan zijn. De andere bocht is soms voorzien van enkele piramidevormige tanden (1). Het werktuig wordt over de paal geschoven en aan een hefboom (of een takel) vastgemaakt. Zie ook paaluittrektang. [MOT] (1) Bijv. LUNDBAEK: 90.
Kikker (voor kabel) (m.)
De kikker is een tangvormig instrument om draden en kabels stevig aan te spannen. Hij bestaat in zeer diverse modellen en formaten, met steeds een bek als werkend deel.De bek wordt dichtgeknepen door een (dubbele) hefboom aan te trekken. Aan het andere uiteinde zit een ring. Door een touw aan de ring te verbinden en aan te trekken, kan een kabel, al dan niet met behulp van een takel, tussen palen worden opgehesen en aangespannen. In de verbinding naar de ring zit soms een blokje voor een katrol ingebouwd (bv. MOT V 84.0544).De kikker helpt bij het spannen van draden voor omheiningen. De lijnwerker gebruikt hem om lange kabels, vroeger telegraafdraden, te klemmen.De hopteler gebruikt een zwaar tangvormig model (MOT V 2022.0044) om hopdraden aan te spannen (zie onderstaande afbeelding). De geribde bek gelijkt enigszins op een draadtrektang.Andere afwijkende modellen bestaan uit een handschroef en een klein palrad of hijsblok (bv. MOT V 95.0278). De kikker is soms deel van een trekduivel....
Kimschaaf (v.)
De kimschaaf is een schaaf van de kuiper om de top van de duigen gelijk te schaven zodat de geleider van de kroosschaaf of van de krooszaag erop zou kunnen glijden (1). Het is een schaaf van ca. 30-40 cm zonder keerbeitel, waarvan het blok zijdelings gebogen is. Daar de zool vlug verslijt, wordt er dikwijls een metalen plaat op bevestigd. [MOT] (1) Hiervoor wordt ook soms een blokschaaf gebruikt.
Kistenbijltje (o.)
Sommige omvangrijke of breekbare goederen worden in houten kisten vervoerd. Om ze te openen wordt soms een nageltrekker maar meestal een koevoet gebruikt. Deze laatste is soms gecombineerd met een bijltje en een hamer; het wordt dan een kistenbijltje. Er bestaan verschillende modellen van dat samengesteld werktuig. Over het algemeen is het geheel van ijzer gemaakt. Het weegt 0,4-0,8 kg. Boven het bijltje en de hamer loopt de steel door; hij vormt daar een koevoet. Soms is er ook een druppelvormig gat in de steel geboord of een inkeping in het blad van het bijltje aangebracht, om lange nagels uit te trekken. [MOT]
Klauw met lange steel/klauw met korte steel (v.)
In tegenstelling tot de handcultivator, die doorlopend getrokken wordt, wordt de klauw met rukjes getrokken en de grond oppervlakkig los gemaakt. Ze is smaller (ca. 5-10 cm) en daardoor vooral geschikt voor de nauwe ruimtes in de rijen en groenten in de moestuin en voor dichtbegroeide bloemperken. De klauw is voorzien van 3 à 5 ronde en puntige tanden, waarvan de middelste voor de andere uitsteekt, en een houten of plastic steel (ca. 20-140 cm) met dille. Is de steel lang, dan staat de tuinman rechtop; is de steel kort (1), dan wordt gebukt of gehurkt gewerkt. Een ander model heeft dikke (ca. 0,5 cm) platte tanden - liggend op één rij - en is door middel van een angel met de steel verbonden. Het is te onderscheiden van een model, volledig uit metaal, dat in de ijzerwinkel wordt gebruikt om spijkers uit een hoop te trekken (2). Er bestaat ook een model met 2 platte, brede (ca. 1 cm) tanden met een lange (ca. 35 cm) angel die in een houten steel (ca. 15 cm) steekt. Zie ook klauwkrabber/klauwkrabbertje,...
Klauwenschaar (v.)
De dierenarts knipt de nagels van katten en honden met een klauwenschaar. De kaken bestaan uit een vaste kaak met uitsparing voor de nagel en een snijdende kaak, die over de uitsparing glijdt en de nagel knipt. Een veer op één van de armen opent de tang automatisch (1). [MOT] (1) De term klauwentang wordt gehanteerd voor een artsinstrument.
Klauwentang (v.)
Tijdens heelkundige ingrepen kan de arts bepaalde delen van het lichaam naar zich toetrekken met een klauwentang. De kaken eindigen in scherpe naar binnen gerichte haakjes die als twee tweetanden in elkaar grijpen. Vaak kan men deze tangen in verschillende standen blokkeren door middel van een beugel en haakjes. De twee gedeelten kan men makkelijk van elkaar nemen om ze te reinigen. [MOT]
Klauwhamer (timmerman) (m.)
De klauwhamer is een hamer - die sterk op de hoefhamer van de hoefsmid lijkt - met vierkantige of ronde baan, van 300-900 gr, waarvan de gebogen pen gespleten is. De klauw dient om nagels uit te trekken (1). Daarvoor vat de timmerman zijn hamer met het ijzer onder zijn hand, plaatst hij de nagel in de spits toelopende spleet en trekt hij de steel achteruit. Wegens de kracht die op de verbinding uitgeoefend wordt, is ze vaak door twee veren versterkt. Zie ook tengelhamer. [MOT] (1) De dubbele klauw - twee klauwen boven elkaar - komt slechts uitzonderlijk voor (vb. SLOANE: 99). Deze werd waarschijnlijk gebruikt om lange nagels uit te trekken.
Klauwkrabber (m.)/Klauwkrabbertje (o.)
Handwerktuig dat bestaat uit een hakvormig blad (zie hak) (ca. 7-10 cm bij 5-7 cm) en twee of drie tanden (ca. 10 cm), die tegenover elkaar, haaks aan een rechte steel bevestigd zijn. De verbinding gebeurt door middel van een angel, een oog of een dille. De klauwkrabber wordt gebruikt om te wieden en om de bovenste laag van de grond los te hakken. De klauwkrabber is te onderscheiden van het klauwkrabbertje door middel van de lengte van de steel: ca. 120 cm voor de klauwkrabber tegenover 30-40 cm voor het klauwkrabbertje (1). Zie ook tweetand, krabber, klauw met lange steel/klauw met korte steel, roterende tuinklauw en mestkrabber. [MOT] (1) Zie DAVID: La serfouette, un outil "flamand"?.
Kleedkuil (m.)
De schieman gebruikt de kleedkuil (1) om touw te bekleden, d.i. een dun touwtje rond een dikker te draaien teneinde het afschavelen te voorkomen, en de kuiper om een rond de uiteinden van een hoepel gedraaide teen aan te spannen. Het is een houten of metalen cilinder (middellijn ca. 3-9 cm; lengte ca. 4-7 cm) met rechte steel van ca. 20 cm, waarin een groef in de lengte gesneden is. De groef wordt op het touw of op de hoepel geplaatst en het touwtje 2-3 maal, de teen éénmaal rond de steel gedraaid. De vakman doet dan de kleedkuil rond het touw of de hoepel draaien. Een gewone stok of een stuk duig van ca. 30 cm met drie gaten (2) of een plankje met twee gaten (3) vervangt soms de kleedkuil. [MOT] (1) Volgens PILAAR: 125, BLY: 212, V.D., de ''Maritieme Encyclopedie'' enz. zijn moskuil en kleedkuil gelijkbetekenend maar volgens TIDEMAN: 224 is de moskuil een houten hamer om op een beitel te slaan, volgens MOSSEL: s.v., een houten hamer om mos te pletten, volgens AUBIN: s.v. maillet, een...
Kleerborstel (m.)
Met de kleerborstel verwijdert men stof, pluisjes, e.d. van kleren. Hij heeft korte (ca. 2 cm), stevige haren die toch soepel genoeg zijn om bij het borstelen de kleren niet te beschadigen (1). Men gebruikt de kleerborstel met stevige vegende bewegingen - nooit al schrobbend - eerst tegen de vleug van het textiel (2) in om ongewenst stof, vuil en haar te verwijderen. Vervolgens met de vleug mee voor een mooi eindresultaat. Met een licht vochtige borstel kan je de kleding opfrissen. Meestal gelijkt de kleerborstel op een schoenborstel zonder handvat (bv. MOT V 85.0265). Hij telt echter drie keer meer haarbundels uit zacht everzwijn-, varkens-, paardenhaar of kunststofvezel (3). Er bestaan ook modellen met een handvat (bv. MOT V 2021.0168), dubbele kleerborstels met een harde en een zachte borstelzijde voor het verwijderen van modder of vuil, en voor delicate vezels, of een combinatie met een hoedenborstel. Sommige modellen kunnen worden opgehangen aan een plankje met haakje (bv. MOT V...
Kleerklopper (m.)
Om de kleren door dagelijks borstelen niet te verslijten, kan men er het stof uitkloppen. Daarvoor gebruikt men een rieten kleerklopper (1), te vergelijken met de mattenklopper, of een soort van zweepje met meestal lederen riemen, dat ook diende om kussens uit te kloppen en, nu en dan, om de kinderen schrik aan te jagen.... Zie ook kleerborstel. [MOT] (1) DU CAJU 1898: 70.
Kleermakerskrijt (o.)
Krijt in de vorm van plat vierkantig (va. 5 bij 5 cm; dikte ca. 0,8 cm) blokje om pasvormen op goed af te tekenen. Het bestaat in verschillende kleuren (wit, geel, rood en blauw), geeft niet af op de handen en het kan gemakkelijk afgeklopt worden. Soms wordt het kleermakerskrijt in een krijthouder gestopt, met scherpe rand om het krijt aan te scherpen (1). [MOT] (1) Zie MIDGLEY & LAWTHER: 280.
Kleermakersschaar (v.)
De kleermakersschaar is een grote (ca. 25-40 cm) schaar, volledig van metaal of met plastic omhulde armen, waarvan de armen omhoog gebogen zijn opdat de bek plat kan blijven tijdens het knippen van de stof. [MOT]
Kleisnijder (m.)
De kleisnijder heeft een recht houten of metalen hecht (ca. 10-15 cm) met aan een of beide zijden een lus van metaaldraad die verscheidene vormen kan aannemen. De lus kan bestaan uit ronde - eventueel gedraaide - of platte metaaldraad. Wanneer men de kleisnijder door een kleiklomp haalt, snijdt hij rolletjes klei af die de vorm hebben van de lus. Men kan hem ook gebruiken om beeldjes uit te hollen, alvorens ze gebakken worden en om het oppervlak van kleifiguurtjes verder vorm te geven. Zie ook kleisnijdraad. Zie ook boetseerhoutje, boetseerijzer. [MOT]
Klem voor schapenbout (v.)
Werktuig uit hout, zilver, tin of ijzer (1) om het uitstekend boteinde van een schapenbout of ham vast te houden bij het versnijden. Verschillende modellen bestaan. Het werkend deel kan vervaardigd zijn uit 2 holle bekken waartussen de bout steekt. De bekken kunnen dichter bij elkaar geschroefd worden en zijn al dan niet voorzien van een scharnier en veer. Het geheel steekt in een houten of benen handvat. Het hecht van een ander model is op het einde uitgehold zodat de bout erin gestoken kan worden. Een schroef door de wand drukt het been tegen de andere wand (2). Het werktuig kan van hout of koper zijn. Nog een ander model bestaat uit twee hefbomen van de derde soort verbonden door een veer. De kaken zijn rechthoekig en langs de binnenzijde voorzien van piramidevormige knopjes. Ook hier is een stelschroef om de bout tussen de kaken te kunnen klemmen (3). (1) ARMINJON & BLONDEL: 266 vermeldt ook keramiek. (2) Bv. ARMINJON & BLONDEL: 267. (3) Bv. ARMINJON & BLONDEL: 267.
Klemtang (v.)
Een klemtang kan men vastklemmen zodat het werktuig de voorwerpen blijft vasthouden en men de armen kan loslaten. De vorm van de kaken is afhankelijk van het te klemmen voorwerp. De grootte van de opening kan geregeld worden met een stelschroef. De binnenkant van de bek is meestal geribd om de grip te verbeteren. Typisch voor de klemtang is de gelede arm. Een van beide armen blijft namelijk vastzitten wanneer het werktuig toegedrukt is en kan geopend worden met een afzonderlijke hefboom. [MOT]
Klepveertang (v.)
In een benzinemotor houden veren de kleppen toe. Wil men aan die kleppen werken, dan moet men de veer samengedrukt houden. Om de handen vrij te hebben, gebruikt men daarvoor een klepveertang. Haar kaken zijn gaffelvormig om op de stang van de klep te passen. De bek gaat open wanneer men op de armen drukt. Bij sommige modellen blijven de kaken steeds parallel met elkaar. Een heugel en haakje beletten het dichtgaan. De klepveertang is te onderscheiden van de poolklemtang. [MOT]
Klimhamer (m.)
Voor zijn veiligheid en, bij het artificieel klimmen, om hoger te geraken, slaat de eerste klimmer haken in de spleten van de rots; de laatste verwijdert ze. Het eerste werk kan met een lichte vuist. De haken uittrekken is evenwel soms moeilijk en verschillende hamers werden uitgedacht om dat te vergemakkelijken. Alle wegen ze zo'n 500-670 gr en bestaan ze doorgaans uit een vierkantige baan om de haken in te slaan, en uit een gebogen pen met inkeping, die in het oog van de haak gestoken kan worden. De steel wordt dan de machtarm van een hefboom van de eerste soort, zoals bij een klauwhamer. Soms is er ook een gat in het werkend deel, waar een karabijnhaak ingepikt kan worden. Door een ketting van drie karabijnhaken te vormen, waarvan de laatste in het oog van de haak gestoken wordt, kan die haak soms uitgeklopt worden. De pen of het min of meer puntig uiteinde van het werkend deel dient ook om klemwiggen in spleten te drijven. De houten steel werd vervangen door de metalen, die niet loskomt....
Klinknageltegenhouder (m.)
Zware stang (tot 8 kg) om de snapkop van klinknagels tegen te houden bij het maken van de sluitkop. Men gebruikt een klinknageltegenhouder als het werkstuk te groot is om het op het aambeeld te laten rusten, bijvoorbeeld bij het klinken van naden van ketels, reservoirs en bruggen. De klinknageltegenhouder bestaat meestal uit een stang met verbreed uiteinde dat vlak kan zijn of voorzien is van een uitholling. Hij wordt onder de snapkop van de klinknagel geplaatst waarbij de arbeider aan het ander uiteinde van de klinknagel een sluitkop, eventueel met behulp van een snapper vormt. Het kan ook een blokje zijn (bv. 6 cm bij 4 cm), voorzien van één of meerdere uithollingen, dat op het aanbeeld rust en gebruikt wordt bij kleinere werkstukken. Dit model wordt ook wel drijfblok, klinkbank of klinktas genoemd (1). [MOT] (1) Zie Tech-term: 2.8.
Klinksleutel (m.)
De klinksleutel is een drie- of vierkantige, smaller wordende inbussleutel, soms gecombineerd met een of meer dopsleutel(s), ook wel met een schroevendraaier, waarmee sloten van kasten e.d. in rijtuigen of schepen geopend of vastgedraaid kunnen worden. Bouwvakarbeiders zoals de slotenmaker, schrijnwerker, isolatiewerker en schilder gebruiken soms een klinksleutel wanneer er geen deurkruk in het slot steekt, bv. op een bouwwerf. Er bestaan vouwbare modellen. De klinksleutel komt ook voor als onderdeel van een werfknipmes. [MOT]
Klompen om aan te stampen (m.)
Klompen die op een plank (ca. 30 bij 40 cm) vastgespijkerd zijn en waarmee de tuinier na het zaaien de grond aanstampt. De klompen worden soms vervangen door een plank voorzien van riemen die je om je schoen vastmaakt; of voorzien van touwen die met de hand strak gehouden worden (1). De turfsteker gebruikt dergelijke klompen om de uitgespreide natte baggerspecie aan te stampen om er het water uit te persen vooraleer het met het slagijzer verdeeld wordt. Om op modderige oppervlakten te lopen worden trippen onder de schoenen of de laarzen bevestigd; daar is het de bedoeling het draagvlak te vergroten. [MOT] (1) Bv. CROMPVOETS & WIJNGAARD afl.2: 169.
Klompenmakersboor (v.)
De klompenmaker gebruikt een stel avegaars met lepelboorijzers van verschillende breedte (ca. 2-5,5 cm) om de klompen uit te hollen. Die klompenmakersboren (1) werken door een draaiende maar ook door een zijdelingse beweging. Daarom staat de kruk dikwijls niet loodrecht op het boorijzer: de hoek is iets kleiner aan de achterzijde van het boorijzer. De draaiende beweging is aanhoudend of afwisselend. Bij de zijdelingse beweging wordt het uiteinde van de kruk soms onder de oksel geplaatst. [MOT] (1) De klompenmaker spreekt van mansboor, vrouwenboor enz. naargelang van de maat van de klompen waarvoor ze gebruikt worden, en soms van voorboor voor de smalle boor waarmee hij het eerste gat boort (VAN BAKEL 1963: 101).
Klompenmakersdissel (m.)
Na de hakbijl gebruikt de klompenmaker een dissel om de hiel en de bek, d.i. de opening van de klomp, uit te houwen. Zijn dissel weegt ca. 1,600 kg en heeft een breed (15-18 cm) sterk gebogen blad dat meestal aan de overzijde van de snede in een metalen blokje eindigt. Dat blokje is geen hamer, het geeft enkel meer gewicht en evenwicht aan het werktuig. De steel is kort (ca. 10-15 cm). [MOT]
Klompenmakersguts (v.)
De klompenmaker gebruikt een guts om de bek uit te hollen, d.i. de opening van de klomp. Zijn type is helemaal van metaal vervaardigd. Het heeft een zeer brede kop (tot 4-5 cm) en, in verhouding tot de hele lengte van het werktuig, een lang blad dat naar de 4-8 cm brede snede steeds breder wordt. De snede is halfrond en vaak zonder vouw: het ijzer wordt langzamerhand dunner. Uitzonderlijk is de snede gegolfd. Het gedeelte dat als hecht dient, heeft een ronde doorsnede. Hoewel geheel van metaal, wordt deze guts steeds met een houten hamer geslagen (zie klompenmakershamer). Zie ook schrijnwerkersguts. [MOT]
Klompenmakershakbijl (v.)
Met zijn hakbijl geeft de klompenmaker de vorm van een klomp aan het gekloofd stuk. Dat gebeurt op het kapblok. Deze bijl van ca. 1,1 kg heeft een korte steel (14-20 cm) en een breed blad (ca. 15-20 cm; asymmetrisch onderaan) dat uit de as ligt en één enkele vouw heeft. De steel steekt in een meestal omgeplooid oog of in een dille. [MOT]
Klompenmakershamer (m.)
De klompenmakershamer is een zware, ronde houten hamer met korte steel. Hij wordt gebruikt om op de klompenmakersguts te slaan en zo het binnenste van de klomp grof uit te kappen. [MOT]
Klompenmakersrits (v.)
Handwerktuig dat sterk op de boomrits en op de balkenrits gelijkt en door de klompenmaker gebruikt wordt om de klompen te versieren. Zie ook hoefmes voor paarden. [MOT]
Kloofbijl (v.)
De kloofbijl dient om brandhout te kloven. Ze bestaat uit een rechte steel van ca. 70-80 cm en een zwaar (3-4 kg) ijzer met driehoekige doorsnede, waarin, aan het uiteinde, een oog gesmeed is. De snede is vaak langer dan het lichaam zelf hoog is. Op de kloofbijl wordt nooit geslagen (vgl. stokwig). Zie ook kloofwig. [MOT]
Kloofijzer (o.)
Het kloofijzer (1) dient om latten en duigen te kloven. Het bestaat uit een rechte steel van ca. 50 cm en een plat of holrond rechthoekig ijzer (ca. 20-40 cm) waarvan een kleine zijde in een oog eindigt en een lange scherp is. De steel ligt in hetzelfde vlak als het ijzer en staat loodrecht op de snede. Wanneer de stam in stukken gezaagd is, klooft de vakman met een kloofwig of met een stokwig, een stuk in vier of acht. Naargelang de dikte van de in doorsnede driehoekige bekomen stukken en van de soort latten, worden die stukken eerst met een recht kloofijzer of met een holrond kloofijzer in twee of vier verdeeld. Daarvoor worden ze in een houten raam geklemd (2). Het blad wordt op de doorsnede geplaatst en met een houten kloofklopper geslagen. De steel wordt dan naar beneden getrokken zodat de spleet breder wordt en het werktuig erin kan worden geduwd. Daarna worden die stukken verder gekloofd met een recht kloofijzer dat doorgaans minder dik en scherper is dan het eerste. Het wordt...
Kloofklopper (m.)
Een kloofklopper is een stuk hard rondhout (o.m. haagbeuk) van zo'n 30-40 cm, waarvan een uiteinde dunner gesneden werd om als handvat te dienen. Met de kloofklopper slaat de kuiper op het kloofmes en de lattenklover, op het kloofijzer. [MOT]
Kloofmes (o.)
Het kloofmes is een helemaal van metaal vervaardigd handwerktuig om korte staande blokken te kloven. Het is een rechthoekig ijzer (20-50/5-10/0,5-1,5 cm) waarvan een lange zijde scherp is en de andere verlengd is door een in hetzelfde vlak liggende staaf (ca. 10-15 cm) die als hecht dient. De vakman, bv. de klompenmaker of de kuiper, plaatst het werktuig op de doorsnede van het te kloven stuk en slaat erop met een kloofklopper. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. [MOT]
Kloofwig (v.)
De kloofwig is een driehoekig stuk hout of metaal (ca. 15-25 cm lang, 1-2 kg) (1) om hout te kloven. De gebruikte houtsoorten zijn o.m. haagbeuk (Carpinus betulus), iep (Ulmus) en sleedoorn (Prunus spinosa). Veel metalen kloofwiggen hebben in beide schuine zijden een groef (2). Dat belet in een zekere mate het uitspringen van het werktuig. Sommige eindigen in een dille waarin een kort hecht steekt. De scherpe hoek van de metalen wig wordt op het te kloven stuk geplaatst in de richting van de vezels en met een moker of een sleg geslagen. Zo nodig wordt een tweede of een derde (houten) wig verder in de spleet of naast de eerste gedreven. Indien enkel houten wiggen gebruikt worden, wordt eerst een spleet gemaakt met behulp van een kloofbijl. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. Zie ook velwig. [MOT] (1) GLÄSER 1931: 366 geeft een tabel van de lengten van de kloof- en velwiggen. (2) Hakkels genoemd.
Klopboor (beitel) (v.)
De klopboor (beitel) wordt gebruikt door de metselaar en steenhouwer, en dient om gaten met een diameter van 3 tot 12 mm te kloppen in steen. Dat werktuig bestaat uit een volle metalen staaf met een driehoekige boorkop in de vorm van een puntbeitel of een vierhoekige boorkop in de vorm van een 'priesterhoed' en aan het andere uiteinde een slagvlak. In elk van de drie zijden van de boorpunt is een concave geul uitgespaard om het stof af te voeren. De lengte varieert van ca. 10 tot ca. 40 cm. De klopboor wordt met de hamer (1) in de steen gedreven, waarbij men het werktuig na elke slag een paar graden draait. Het werktuig kan uit één stuk bestaan of kan samengesteld zijn uit een handvat en een verwisselbare 'boor'. Om het opzetstuk te vervangen is er een gleuf voorzien waarin een daartoe bestemde spie gedreven wordt (bv. MOT V 94.0058) of het opzetstuk is voorzien van schroefdraad (bv. MOT V 2023.0097 a-b2). Groefwerkers gebruiken een zware variant van de klopboor (ook priesterhoedboor...
Klopboor (mechanisch) (v.)
Werktuig dat door de metselaar en de elektricien gebruikt wordt om gaten met een diameter van 3 tot 10 mm te maken in (bak)steen. In tegenstelling tot de klopboor (beitel) - waarop men met een hamer moet kloppen - heeft deze mechanische klopboor een tandwielmechanisme dat met een zwengel wordt aangedreven, waardoor het boorijzer gaat draaien en slaan. Het boorijzer heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als het blad van de klopboor (beitel); het is een volle staaf met een driehoekige boorkop, in elk van de drie zijden van het boorijzer is er een concave geul uitgespaard om het stof af te voeren. Het tandwielmechanisme zit opgeborgen in een metalen huis en het handvat is in de vorm van een gesloten pistoolkolf. Zie ook klopboor (pijp). [MOT]