werktuig
Sikkel (v.)
Handwerktuig met een halvemaanvormig of licht gebogen blad (ca. 20-60 cm)
waarvan de snede soms voorzien is van kleine - schuin naar het handvat toe
- tandjes, en door middel van een angel bevestigd aan een kort hecht (ca.
10-15 cm). De sikkel, die zo'n 200-500 gr weegt, wordt gebruikt om
(winter)graan, gras, bonen enz. te oogsten. Met één hand houdt men de
stengels vast, met de andere - waarin men de sikkel houdt - snijdt men ze
af. Over het algemeen wordt dus door wrijving gesneden. Het hakken gebeurt
evenwel ook (1). Uitzonderlijk werd een getande sikkel gebruikt als
haarmes, om de boter te haren, d.w.z. een kluit boter in alle richtingen
doorsnijden om er de haren, strootjes e.d. uit te halen (2). De Japanse
sikkel heeft een langwerpig, relatief kort (ca. 15-20 cm) blad dat haaks
aan een ca. 30-40 cm lange steel bevestigd is. De snede is lichtjes
holrond; de rug is bolrond en relatief breed (ca. 2-6 mm). Die sikkel weegt
zo'n 150 gr en wordt gebruikt om gras te snijden en rijst te...