ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 151 - 200 1,360 resultaten gevonden
Bovenzadel (o.)
Smidswerktuig dat wordt gebruikt, al dan niet in combinatie met een onderzadel, om ijzeren staven op een bepaalde maat rond te smeden of een bepaalde vorm, gelijk aan de vorm van het zadel, te geven - zoals bijvoorbeeld het smeden van een rond uiteinde aan een staaf. Het werktuig bestaat uit een hamervormig werkend deel waarvan één uiteinde meestal voorzien is van een halfronde (diam. ca. 1-10 cm) goot of ander profiel en het andere uiteinde een vlakke baan heeft. Dat werkend deel wordt door middel van een steel (ca. 40 cm) van hout of van zware ijzerdraad gehouden terwijl er met de smeedhamer of een voorhamer op geslagen wordt. Bij het smeden van kleine stukken gebruikt de smid een zadeltang. [MOT]
Breekijzer (o.)
Ronde of vierkantige stalen staaf - ca. 20-40 cm lang (1) - die onderaan plat uitgesmeed is, bestemd voor licht sloopwerk (vergelijk sloopbeitel). Het breekijzer heeft vaak een breder kopeinde zodat men er beter met de vuist (metselaar) op kan slaan. Omdat het staal snel omkrult als er op wordt geslagen, wordt er wel eens ter versteviging een beslagring aangebracht. Breekijzers worden ook soms van versleten ijzervijlen gemaakt. Wanneer het breekijzer een licht gebogen uiteinde heeft, wordt er niet met de hamer op geslagen maar wordt het als hefboom gebruikt. In dit geval is het te onderscheiden van de koevoet. Zie ook koubeitel. [MOT] (1) Tot 18 cm worden ze koubeitel genoemd, d.i. in feite een beitel die gebruikt wordt voor het koud doorhakken of inkepen van metalen.
Briefopener (m.)
Metalen, houten, benen, ivoren of plastic mes (ca. 20-25 cm lang), meestal uit één stuk, met een plat en smal (ca. 0,5-1 cm) blad dat naar het uiteinde versmalt. De snede is niet scherp en de punt is relatief stomp. Met een briefopener kan men gemakkelijk briefomslagen en boeken opensnijden; men steekt hem respectievelijk in de vouw van de omslag of tussen twee nog niet gesneden bladen van een boek en snijdt die dan langs de vouw open. Soms is de briefopener aan het andere uiteinde nog voorzien van een zakmes. Bij een ander model briefopener zit een vlijmscherp mesje (ca. 3 cm) in een rechthoekig, plastieken handvat verwerkt, dat niet dikker is dan 4 mm. Dit type briefopener is niet te verwarren met het vouwbeen. [MOT]
Briketroller (m.)
De briketroller is een werktuig om krantenpapier op te rollen tot cilindervormige briketten van ca. 7 tot 10 cm diameter als brandstof voor het haardvuur. Het toestel bestaat uit een houten handvat en gietijzeren onderstel met een halfronde bak. Zijdelings wordt een vervangbare ijzeren buis met langsgleuf ingeschoven, waarop een houten zwengel is bevestigd. Meerdere bladen worden dubbel geplooid en met de plooi in de gleuf geplaatst. Na enkele wentelingen met de handzwengel worden bijkomende, overlappende bladen ingevoegd tot een papierblok van de gewenste dikte is geperst. Droog papier kan men eenvoudig binden en als vuurstarter gebruiken. Men kan ook water in de bak gieten om het papier nat en compact te maken, hetgeen zal leiden tot langzamer verbranding, mits de briketten voldoende lang kunnen drogen. Meer courant in de huisraad is de briketpers. Zie ook de briketvorm voor bv. steenkoolbriketten. [MOT]
Briketpers (m.)
De briketpers is een tang om papierpulp tot rechthoekige briketten samen te persen, die dienen als brandstof voor het haardvuur. Modellen voor huishoudelijk gebruik bestaan uit een rechthoekig ijzeren recipiënt, dat wordt gevuld met versneden papier en karton, dat in water heeft geweekt. Er wordt een bijpassend ijzeren raster op geplaatst en stevig aangedrukt door een hefboom van twee zijdelingse beugels in elkaar te drukken. Eenmaal de briket is gevormd, kan men hem met de hand via de onderzijde uitdrukken. Volgens hetzelfde principe bestaan er ook persen op industriële schaal om bv. zaagsel en houtsnippers samen te persen. Zie ook de briketvorm en briketroller. [MOT]
Brideernaald (v.)
Met een brideernaald kan men gevogelte of stukken gevuld vlees opbinden. Zij zien eruit als grote stopnaalden met een speervormige punt en een oog groot genoeg om er een katoenen touwtje door te steken. De grootte varieert naargelang het stuk vlees dat opgebonden moet worden (ca. 14-30 cm lang). Er bestaan ook brideernaalden met omgebogen punt om vlak onder de huid of om botten heen te werken. Meestal worden brideernaald en lardeerpriem in een set van 2 naalden en 12-15 priemen van verschillende grootte bewaard (1). De slager gebruikt een koordnaald om ham te binden. [MOT] (1) (CHANCRIN & FAIDEAU: 736).
Brillenglastang (v.)
De opticien kan brilglazen makkelijk vasthouden met een brillenglastang. De kaken bestaan uit twee ronde plaatjes, die aan de binnenzijde bekleed zijn met rubber. Zo worden de glazen niet beschadigd en heeft men er een betere grip op. Eén kaak zit op een veer gemonteerd, zodat de druk zachter op het glas terecht komt. Deze kaak kan ook licht naar boven of onder bewegen. De andere kaak is iets groter en binnenin hol voor de bolle kant van het glas. Een veer opent de tang automatisch. [MOT]
Broekpers (v.)
Samenstel van planken om de plooi in een broek te brengen of te houden. Het is eigenlijk een uitvergrootte versie van de dassenpers en bestaat uit twee planken (ca. 70-100 cm bij 35-50 cm) waarvan de onderlinge afstand met schroeven geregeld kan worden. Men legt een broek tussen de planken, draait de schroeven aan en de druk zal ervoor zorgen dat de plooi in de broek gebracht wordt. [MOT]
Broodsnijder (m.)
Brood kan gesneden worden met een broodmes of een broodsnijder. Dat laatste heeft een langwerpig mes dat aan een plank of een hakbord met opstaande randen scharniert (vgl. kaassnijder). Moderne broodsnijders werken elektrisch en hebben een snijwiel met tandjes. Zie ook keukensnijmachine. [MOT]
Buizenlepel (m.)
Voor het leggen van draineerbuizen wordt eerst een sleuf één à twee steken diep (en ca. 50-60 cm breed) uitgegraven met de tuinspade en de steekspade. Na de losse aarde die de spade niet heeft kunnen opnemen, verwijderd werd met een zandschop (metselaar), ook wel met een soort vlakke buizenlepel, wordt de sleuf op diepte gebracht met de spade (holle). Met de buizenlepel wordt tenslotte, zeer nauwkeurig en onder de vereiste helling, de bodem van de sleuf afgewerkt zodat de buizen erop gelegd kunnen worden (zie leghaak); de arbeider staat hierbij naast de sleuf. De buizenlepel bestaat uit een holrond blad (ca. 25-35 cm lang en ca. 8-11 cm breed), dat naar de snede toe soms iets wijder wordt (1). Dat werkend deel wordt met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 140-300 cm) door middel van een dille bevestigd. Soms is de steel in het midden van het blad bevestigd en er bestaan ook regelbare modellen (2). [MOT] (1) Larousse agricole: 1.501. (2) Catalogus ''Sears, Roebuck...
Bruineertand (m.)
Werktuig (ca. 20 – 43 cm) gebruikt door de boekbinder om de sneden van het boekblok na het beitsen, marmeren of vergulden glad te strijken. De gedroogde sneden worden in de was gezet (1). Vervolgens wordt met de bruineertand in de breedte over de gehele snede gestreken om een glans te bekomen (2). Het kan ook worden gebruikt voor het delicate werk op de met leer beklede platten van het boek (zie ook bruineerijzer). Met de grote modellen wordt vanuit de schouder gewerkt. Het werkend deel bestaat uit geslepen agaat of hematiet (3), staal of soms vuursteen in een metalen kraag en gemonteerd op een houten handvat. Het kan plat trapeziumvormig (ca. 3 – 4 cm), puntvormig of tandvormig (4) zijn. Deze laatste worden meestal gebruikt op het gebogen voor- of frontsnede van het boekblok. [MOT] (1) "Met een waslap, een zachte flanellen of wollen lap, bestreken met gele was." (DUYVEWAARDT: 8). Volgens CHANAT: 165 met een velletje papier, zoals gebruikt bij het vergulden, waarbij de zijde die op de snede rust is ingestreken...
Builtje (o.)
Met een builtje (1) voor huishoudelijk gebruik wordt het meel gezift zodat men bloem verkrijgt. Het builtje bestaat uit een half cilindervormige (ca. diam. 9 cm) zeef, meestal uit ijzergaas, dat bevestigd is aan een bakje, gevormd door 4 trapeziumvormige vlakken (ca. 12 cm hoog). In dat bakje, voorzien van een deksel, wordt met kleine beetjes het te zeven meel ingedaan. Juist boven de zeef bevindt zich een cilindervormige houten stang (ca. diam. 4 cm) waar in de lengterichting ca. 3 rijen houten latjes of borsteltjes uit sisal op bevestigd zijn. Deze wordt in beweging gebracht door een draaikruk die men manueel bedient. De latjes of borsteltjes dienen vooral om de verstopte gaatjes terug open te maken, alsook om het meel door de gaten te duwen. De bloem wordt dan opgevangen in een bakje (ca. 30 cm bij 10 cm en ca. 12 cm hoog) waar de zeef in past. Zie ook bloemzeef. [MOT] (1) De buil is een cilindervormige zift van ca. 150 cm waarmee de bakker of de molenaar het meel zift waardoor de zemelen en de verschillende...
Castreerschaar (v.)
Biggen worden meestal gecastreerd in hun eerste drie levensweken. Dat gebeurt op de volgende wijze: nadat er met een scalpel een incisie gemaakt is in de balzak - zodat de teelballen vrij komen te hangen - wordt de zaadstreng zodanig gedraaid totdat hij breekt. Bij jonge biggen gebeurt dat met behulp van enkele afklemtangen of zelfs met de hand. Bij biggen die al enkele maanden oud zijn, is de zaadstreng al relatief groot en gebeurt de castratie met een castreerschaar (1). Eén kaak ervan is rechthoekig (ca. 5 cm bij 1 cm) met een langwerpige uitsnijding die langs één zijde groefjes en langs de andere zijde een scherpe snede heeft, de andere kaak heeft een holronde snede. De kaken kunnen met behulp van een klemschroef aangeschroefd worden. Na de incisie wordt de zaadstreng met de kaken gevat, die hard dichtgeknepen en met de klemschroef vastgezet worden; men draait de tang enkele keren rond tot de zaadstreng breekt en vervolgens knijpt men ze volledig dicht opdat de testikel afgesneden wordt. Zie ook castreertang....
Capsuleklopper (m.)
De capsuleklopper (1) is een handwerktuig waarmee een capsule - d.i. een metalen dop met pinnetjes onderaan (2) - over de spon van een wijnton geplaatst wordt, zodat deze verzegeld is en klaar voor transport. Het is een houten langwerpige cilinder met onderaan een rond metalen (koperen) onderdeel dat met twee veren verbonden is met de rest van het werktuig. De diameter is afhankelijk van de grootte van het spongat. Bovenaan is er een beslagring aangebracht. De capsule wordt in het werktuig geplaatst, dat vervolgens over het spongat geplaatst wordt. Met een hamer klopt men op het werktuig en de capsule wordt in de ton gedreven. De capsule is groter dan het spongat en omsluit het dus. Het spongat is op deze wijze hermetisch afgesloten. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. (2) De capsule kan gemarkeerd zijn met het kenmerk (cijfer) van de verkoper of met motieven die met de wijnbouw te maken hebben zoals bv. een tros druiven. Gele capsules worden gebruikt voor...
Buigijzer (mandenmaker) (o.)
Het buigijzer is een werktuig van de mandenmaker om tenen te buigen. Het is een metalen (1) staafje van ca. 25-30 cm met een oog aan beide uiteinden (het een groter dan het ander) of met twee evenwijdige haaks staande staafjes van ca. 5 cm aan één uiteinde. De teen wordt in het gat, het oog of de keep, of tussen de twee staafjes geplaatst en het werktuig tegen de teen gedrukt (2) (zie klopper (mandenmaker)). [MOT] (1) Er bestaan ook houten modellen. Het bestaat uit een korte houten stang van ca. 30 cm met een gat in het uiteinde of een lange stok van 60-80 cm met een verdikking aan een uiteinde waarin een diepe keep gesneden is. De hoepelmaker gebruikt ook soms zulk een werktuig. DUHAMEL DU MONCEAU 1764: 1.234 en DARTHUY: 2.15 noemen het billard maar voor BRUNET 1925: 44 en RENARD 1921: 45 is de billard een soort raam om de hoepels te maken, dat in de grond gestoken wordt. DUHAMEL DU MONCEAU 1760: pl. 5 fig. 45 duidt met het woord ook een ander werktuig aan: espèce de maillet...
Broodstempel (m.)
Handwerktuig om deegballen te merken voordat ze met de ovenpaal in de oven worden geschoten. Het werktuig wordt gebruikt om kwaliteitskontrole van het brood mogelijk te maken en wanneer verschillende personen samen brood bakken in éénzelfde bakoven, om hun eigen productie te onderscheiden van de andere. Het stempel kan ook de broodsoort of het gewicht aangeven. Er bestaan zowel ronde, ovale als rechthoekige vormen van verschillende afmetingen (ca. 6-20 cm), al dan niet met een handvat, die uit verschillende materialen kunnen gemaakt zijn zoals plaatijzer (1), nagels of hout (2); dat laatste is te onderscheiden van de boterstempel. [MOT] (1) Voorbeeld in ''Het boek van oude gereedschappen'': 123. (2) Voorbeeld in DUPAIGNE: 61.
Castreertang (v.)
De castreertang (1) is een relatief zware (ca. 2-5 kg) tang met lange armen (ca. 30 cm) en een brede bek (ca. 8 cm) met sterk gebogen kaken, die gebruikt wordt om stieren te castreren. Eventueel bevindt er zich aan de onderzijde van één van de armen een U-vormige beugel die als steun op de knie gezet kan worden. Men plaatst de bek van de tang achtereenvolgens achter beide testikels - ter hoogte van de zaadstreng - en knijpt de tang gedurende een dertigtal seconden dicht. Na enkele dagen begint het scrotum te verschrompelen; de testikels verkleinen en sterven af. Zie ook castreerschaar. [MOT] (1) Zie BERTHELON.
Buighaak (m.)
De buighaak is een metalen staaf (ca. 30-60 cm) met aan één of beide uiteinden twee evenwijdige haaks staande staafjes van ca. 2 à 10 cm om ijzeren stangen te buigen. De stang wordt tussen de haakse staafjes geplaatst en door de buighaak als een hefboom te gebruiken, wordt de ijzeren stang omgebogen. De afstand tussen de twee haakse evenwijdige staafjes varieert naargelang de diameter van de te buigen ijzeren staaf. Zie ook buigijzer (mandenmaker), pijpenbuiger en banddraaghaak. [MOT]
Chocoladevorm (m.)
Met een chocoladevorm kan men, naast gewone chocoladetabletten, ook holle chocoladefiguurtjes maken. Om chocoladetabletten te maken wordt de gesmolten en getempereerde chocolade (d.i. op de werktemperatuur van 25-30° brengen door bijvoorbeeld een gedeelte van de massa op een marmerblad uit te spreiden en met een spatel te doorwerken) in stukken verdeeld en met de hand gekneed om de lucht te ontrekken. Dan spreidt men de chocolade, in de voorverwarmde vormen, gelijkmatig met de hand of met een papieren tampon en laat het geheel trillen waardoor luchtblaasjes naar het oppervlak komen, die men openprikt. Men strijkt het geheel glad en laat het afkoelen. Door de krimp van de chocolade komt hij makkelijk uit de omgedraaide vorm, eventueel door een lichte diagonale buiging ervan. Op dezelfde wijze kan men ook andere figuren maken, zoals blaadjes, waarvan de vorm een metalen plaatje (ca. 15-40 cm lang; ca. 10-15 cm breed) is waar een reeks gelijke figuren zijn ingedrukt. Holle chocoladefiguurtjes worden gemaakt met...
Broodmes (o.)
Mes met een vrij onbuigzaam, recht en lang (ca. 20-30 cm) lemmet, zodat ook grote broden gesneden kunnen worden. Men kan er ook een taart horizontaal mee doorsnijden om er een laagje slagroom, pudding, e.d. tussen te smeren. Het brood werd vaak op de borst gesneden, dus met de snede naar zich toe. Daarom werden broodmessen met een haakvormig hecht gemaakt, zodat de hand niet zou wegglijden. Om met minder moeite een grotere kracht uit te kunnen oefenen, werden ook messen met een steun voor de voorarm gemaakt (1) of met losse steunen waardoor het lemmet stak. Er bestaat ook een min of meer sikkelvormig broodmes met gladde snede dat ook op de borst gebruikt werd. De snede kan glad, gegolfd (2) of getand (zie ook diepvriesmes en sneeuwzaag) zijn. Met tandjes kan men makkelijker door de korst. Er bestaan ook broodmessen die aan beide zijden een snede hebben, bv. één gegolfde en één met tandjes. Om het regelmatig snijden te vergemakkelijken, werden geleiders gemaakt die op het blad van om het even welk mes bevestigd...
Ceseel (o.)
Zware geheel metalen steenhouwersbeitel met dubbele vouw waarvan de hoek tussen 10° en 40° bedraagt, afhankelijk van de hardheid van de steen. De rechte snede is tussen ca. 3,5-12 cm en meer breed. Soms heeft het ceseel een houten hecht, gebruikt voor zachtere steensoorten (1). Na het steenoppervlak bewerkt te hebben met de bouchardbeitel of de bouchardhamer gebruikt de steenhouwer hoofdzakelijk een ceseel om te scharreren (2) en te frijnen. Dit is het steenoppervlak eerst ruw bewerken en daarna afwerken door het aanbrengen van ribben en (smalle) groeven waarbij deze bij het frijnen evenwijdig liggen en bij het scharreren niet. Hiervoor kan ook een vlecht worden gebruikt. In tegenstelling tot het bordijzer, waarmee men enkel langs de rand van het te bewerken vlak werkt, bewerkt men met het ceseel het hele vlak. De richting van het snijvlak wordt enigszins schuin t.o.v. de reeds bestaande rand geplaatst. [MOT] (1) BESSAC: 121. (2) Door JELLEMA: 47 ook schreren genoemd.
Chaquitaclla (v.)
De chaquitaclla (1) (spreek uit tsja-ki-tak-li-ja) is een typisch landbouwwerktuig in het Andesgebergte van Zuid-Peru en Noord-Bolivië. De man gebruikt ze om braak liggende grond te bewerken door de kluiten te doen kantelen - zoals met de Spaanse laya-, waarna de vrouw de aardappelknollen poot met de hand (2). Niet zelden werkt een vijftal mannen naast elkaar; dan doen ze in één keer een hele reep kantelen. De chaquitaclla evolueerde van een graafstok naar een werktuig met een scherp metalen uiteinde, een gebogen of recht handvat, en een voetsteun. Het is ongeveer 1 à 1,5 meter lang en heeft een diameter van ongeveer 6 cm. De voetsteun bestaat uit twee stokken van ca. 20 cm lang die evenwijdig met elkaar zijn vastgesnoerd op ongeveer 45 cm hoogte. Het houten handvat is aan de steel vastgebonden met repen van lama- of runderleer. Wanneer op steile hellingen wordt gewerkt, is een lager geplaatst handvat -dicht bij de voetsteun - handiger om in evenwicht te blijven. De steel past in de dille...
Champagnemesje (o.)
Met een champagnemesje kan men de kurk van de hals van een champagnefles loswrikken (1). Het is een mesje met houten hecht waar een kort (ca. 3 cm), bot en dik blad (ca. 5-7 mm) in steekt, dat eindigt in een gebogen punt. Deze punt wringt men tussen de verdikking van de kurk - die boven de rand van de hals uitsteekt - en de hals van de fles. Vervolgens beweegt men het mesje al wrikkend volledig rond de hals. Zo komt de kurk los en kan men hem gemakkelijk verwijderen. Een ander model champagnemesje, met vast blad, heeft tussen het hecht en de stompe punt nog een ruw snijvlak (ca. 4 cm) waarmee men voor het ontkurken eerst het halslood wegsnijdt. Het champagnemesje kan ook één van de onderdelen zijn van een kelnersmes dat ook een kurkentrekker en kort, scherp lemmet (ca. 4 cm) bevat. Zie ook champagnetang. [MOT] (1) LUCAS s.d.: 472 vermeldt dat men het champagnemesje tevens kan gebruiken om de muselet open te breken.
Broodschaaf (v.)
De broodschaaf (1) is een klein handwerktuig met kort (ca. 10 cm), recht houten handvat en een smeedijzeren vlak met een uitstekend scherp gedeelte dat een gleuf van ongeveer één cm vormt. De onderzijde is soms getand en het ijzer versierd bv. gesmeed in een hartvorm.  De broodschaaf dient om kleine stukken van hard geworden brood af te schaven, zogenoemde croutons, soldaatjes of reepjes om in soep te dippen. Van oorsprong werd dit gedaan om kookvloeistof, het sop of bouillon, aan te dikken met afgebrokkeld brood, de soupe (2). De broodschaaf was vooral in Frankrijk verspreid in de negentiende eeuw in landelijke en hooggelegen gebieden waar niet vaak of niet het hele jaar door vers brood kon worden gebakken. Met hetzelfde doel bestond er ook een vast werktuig met zwengel dat sterk gelijkt op een vleesmolen (3).  Zie ook de broodsnijder. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Afgeleid van het Franse 'rabot à pain'. (2) Later evolueerde dit ook tot soep en de traditie van croûtons. Zie de Franse benaming 'taille-soupe'....
Cichoreirooivork (v.)
De cichorei (Chicorium intybus L. var. foliosum) kan met behulp van een spade, een vork of een ploeg gerooid worden (1), maar ook met een bijzonder hulpmiddel, de cichoreirooivork. Ze heeft twee korte (ca. 25 cm) tanden die in het midden uit elkaar gebogen zijn - de afstand tussen de tanden is ca. 2 cm - en die bevestigd zijn aan een korte, houten T- (2) of D-steel (ca. 30 cm).  De cichoreirooivork wordt achter de plant in de grond gestoken. Door de steel van de vork naar achter te drukken kan men de wortel van de plant gemakkelijk uit de grond trekken. Zie ook bietenrooivork, uitzetvork. [MOT] (1) SIMON: 13. (2) Soms steekt de steel niet in het midden van het handvat (zie MOT V 2012.0554).
Carrosserievijl (m.)
Een beschadigde carrosserieplaat wordt na het uitdeuken (zie uitdeukhamer) en het vertinnen met lood-tin (1) met de carrosserievijl in grof vijlsel afgeschraapt en in vorm gevijld om het schadelijke schuurstof bij het schuren te vermijden. Hij wordt tevens gebruikt bij het glad bijwerken van beschadigde spatbordplaten en het wegwerken van lasnaden. De carrosserievijl bestaat uit een dun stalen vijlblad, radiaal of diagonaal gefreesd, dat op een houder kan worden bevestigd. Deze kan gebogen of cirkelvormig zijn (2). Soms is de houder met een stelmoer aanpasbaar om het vijlblad hol of bol te zetten. Zie ook rasp voor hout. [MOT] (1) Ook wel smeertin genoemd. (2) Bv. Tech-term: 11.26.
Champagnetang (v.)
Men kan het stopsel van een champagnefles makkelijk losdraaien met een champagnetang. De smalle kaken met vrij grote tanden grijpen de kop van de kurk. Soms zit de opening achter de draaispil en vinden we vooraan een champagneschaartje om de muselet, d.i. de draad rond de kurk, door te knippen. Een ander model heeft een 4-tal cm boven de kaken 2 beugeltjes om de kurk te houden als hij eruit komt. Zie ook champagnemesje. Te onderscheiden van de wasbreektang waarmee men de was van een verzegelde fles breekt. [MOT]
Controletang (v.)
De controleur ontwaardt het ticket door er een figuur in te drukken of er een stukje papier uit te drukken. De kaken zijn aangepast aan het doel. Beide tangen worden verder besproken. De stempeltang heeft een kaak met een spleet waarin men het kaartje stopt. De andere kaak is een staaf met stempel, die door de wand van de spleet het kaartje tegen de andere wand drukt en er een figuur in drukt. Er bestaat ook een stempeltang om officiële stempels in papier te drukken.  De tang om een uitsnijding in de rand te maken heeft een grote vlakke steunkaak met een uitsparing waarin de andere kaak past. Wanneer men de tang dichtknijpt, duwt de kleine scherpe kaak het papier tegen de grotere steunkaak en knipt de figuur uit het papier. Hetzelfde principe zien we bij de tang die een gaatje in het ticket knipt. De kaken bestaan uit een priem en een holle steun. Wanneer men nog meer gegevens op de kaart wenst aan te brengen, combineert men de controletang met de stempeltang. [MOT]
Comedonendrukker (m.)
Lepelvormig werktuig dat de arts gebruikt om een comedo of meeëter te verwijderen. De comedonendrukker wordt met het gaatje (ca. 2-3 mm), dat zich in het midden van de lepel bevindt, rond de comedo geplaatst. Door het werktuig voorzichtig tegen de huid aan te drukken komt de meeëter te voorschijn (1). Sommige modellen zijn voorzien van een miliënmes. Het werktuig is te onderscheiden van een balsteker. [MOT] (1) Volgens STAFFE: 162 kan men de comedo ook wegnemen met de vingers.
Bruineerijzer (o.)
Werktuig (ca. 20 - 45 cm) gebruikt door de boekbinder om de nerven en de onregelmatigheden in het leer glad te strijken en te polijsten alvorens te vergulden of te beletteren. Voor gebruik wordt het gepolijste ijzer eerst opgewarmd. Met de grote modellen wordt vanuit de schouder gewerkt. Er bestaan twee modellen van bruineerijzers. Het werkend deel (lengte ca. 7,5 cm) van het eerste model heeft de vorm van een cilinder (diameter ca. 1 cm) die haaks op het hecht staat. Dat model wordt vooral gebruikt op de leren platten van het boek. Het tweede model met wigvormig (ca. 2 - 7 cm) uiteinde wordt vooral gebruikt op de rug van het boek en om kort bij de ribben te kunnen werken. Zie ook bruineertand. [MOT]
Cichoreischep (v.)
De cichoreischep is een handwerktuig om de net gebrande cichoreibonen op te scheppen of om ze vanuit de brandtrommel rechtstreeks in te gieten. Na het brandproces moeten ze snel afkoelen wegens het gevaar op zelfontbranding. Een model gelijkt sterk op een eestschop maar de houten bak met opstaande randen is aan de binnenkant met metaal beslagen of het gaat om een volledig metalen bak. Bij een recipiëntvormig model zijn er wieltjes onder de bak gemonteerd om de cichorei vlot naar de afkoelingsvloer of opslagplaats bij de maalderij te brengen (1). [MOT] (1) VAN DER LINDEN Renaat, Cikorei, in Uitgaven van de Koninklijke Bond der Oostvlaamse Volkskundigen, XXXII: 19.
Dakpantang (v.)
Soms moet de dekker een stukje van een dakpan verwijderen om ze te kunnen leggen. Dat doet hij vaak met een troffel (zie metselaarstroffel), hoewel dat geen ideale behandeling is voor dat werktuig. Sommige dekkers gebruiken dan ook een tang die lijkt op een grote trektang. De dakpantang heeft echter smallere kaken, die niet volledig sluiten doordat een stang tussen de armen ze op een bepaalde afstand van elkaar houdt. Vaak eindigt één arm in een haak om de tang aan een lat van het dak te kunnen hangen wanneer men ze niet hanteert. Zie ook tegeltang en marmertang. [MOT]
Citrusboor (v.)
Kleine (ca. 6-8 cm lang), buisvormige boor van plastic of aluminium, eventueel met een trechtervormig uiteinde met schenktuitje, dat in een sinaasappel of citroen gedraaid wordt. Wanneer men nu daarin knijpt, loopt het sap uit het buisje. Het is net als bij de citroenknijper de bedoeling om slechts enkele druppels sap te bekomen. Om meer sap te bekomen gebruikt men een citruspers. [MOT]
Champagneschaartje (o.)
De draad rond de kurk van een champagnefles knipt men door met een champagneschaartje. De kaken zijn zeer kort, aangezien de draad tegen de fles zit en men dus niet veel speling heeft tussen de draad en de fles. Het champagneschaartje maakt soms deel uit van de champagnetang. [MOT]
Breeuwbeitel (o.)
De breeuwbeitel is een kort (ca. 12-30 cm) stalen werktuig zonder hecht met een plat en veelal waaiervormig blad en met een hoofduiteinde in de vorm van een paddenstoel. De rand is ofwel scherp, stomp of voorzien van één of meerdere overlangse groeven. Met het breeuwijzer wordt werk, d.i. in teer gedrenkt geplozen touwwerk, in de naden van een houten vaartuig gedreven, opdat het waterdicht zou zijn. Er bestaan verschillende vormen die allemaal een eigen functie hebben binnen het proces van het breeuwen: zo is er een wigvormig breeuwijzer dat - wanneer nodig - de naad verwijdt om er vervolgens het werk in te drijven met een ander breeuwijzer. Dit "enkel" breeuwijzer is stomp en soms lichtjes gebogen. Het werk wordt dan met nog een ander, "dubbel" breeuwijzer dieper in de naden gedreven die vervolgens worden opgevuld met pek. De snede van dat laatste werktuig is in de breedte soms holrond. De afmetingen hangen af van de breedte van de naad. De breeuwijzers worden gebruikt in combinatie met de breeuwhamer. Deskundigheid...
Ciseleerhamer (m.)
De ciseleerhamer is een fijne stalen hamer die koud wordt gebruikt bij het graveren van metaal, zowel het drijven als het ciseleren. De ciseleur maakt fijne figuren in gegoten metalen voorwerpen door het metaal te drijven zonder materie te verwijderen. De graveur hanteert hem ook voor het uitsteken van een vorm door het voortdrijven van een steker, waardoor wel materie wordt verwijderd. De ciseleerhamer is vaak zelf op maat gemaakt, waarbij de smalle houten steel aan het uiteinde een bijzondere verdikking heeft om perfect in de handpalm te liggen. Voor een goede gewichtsverhouding buigt de kop soms lichtjes naar binnen. Het gewicht moet mooi verdeeld zijn om een vloeiende en regelmatige beweging te verzekeren. De kop heeft meestal aan de ene kant een vlakke ronde baan, aan de andere een bol of een wigvorm voor diverse bewerkingen. Daardoor is hij zeer nauw verwant aan de edelsmidshamer. De baan wordt sterk gepolijst, glanzend zelfs, om het bewerkte metaal niet te beschadigen. Onder meer de zilversmid drijft de...
Deegrol (m.)
Met een deegrol wordt deeg vlak uitgerold.  Het is een gladde, plastic of hardhouten - uitzonderlijk glazen of porseleinen - cilinder (ca. 3-7 cm doorsnede; ca. 35-70 cm lang) die aan de twee uiteinden eventueel rechte of knopvormige handvatten heeft. In plaats van een rechte cilinder kan hij ook smaller toelopen naar de uiteinden toe. Hij moet zwaar genoeg zijn (ca. 500 gr) om dik deeg met lichte druk uit te rollen. De rol kan ook om een pen draaien, waaraan aan weerszijden de handvatten bevestigd zijn. De pen kan van hout of metaal zijn en is soms voorzien van kogellagers. Er bestaan ook deegrollen waar motieven in uitgespaard zijn en waarmee deeg gedecoreerd kan worden.  Nog een ander model heeft een reeks diepe ribbels; deze wordt gebruikt bij de bereiding van slot, d.i. een havermoutschotel met karnemelk uit Wales (1), of eveneens om deeg te decoreren. [MOT] (1) CAMPBELL: 112.
Deegradertje (o.)
Met een deegradertje kan men reepjes uit dunne lappen deeg snijden. Het bestaat uit 1 à 2 koperen, porseleinen, houten of benen snijwieltje(s) (ca. 3-5 cm doorsnede) - al dan niet met een gegolfde snede - bevestigd in een hecht (te onderscheiden van het pizzawieltje). Het wieltje moet goed snijden zodat het deeg niet scheurt of uitrekt; er moet dus weinig druk op uitgeoefend worden. Het moet ook makkelijk in bochten kunnen snijden. Zie ook deegsnijrol. [MOT]
Daimborstel (m.)
Met een daimborstel verwijdert men het oppervlakkige vuil van kleren of schoenen van daim door voorzichtig over de vlek te borstelen. Men wrijft er ook de haartjes weer mee recht. Borstel met lederen toefjes (ca. 1 cm lang) of rubberhaar, eventueel gecombineerd met nylonhaar of koperdraadjes. Deze laatste dienen om hardnekkig vuil te verwijderen. De smalle rubberen rand kan geribbeld zijn om aan moeilijke plaatsen te kunnen. [MOT]
Conussleutel (m.)
Dunne (ca. 2 mm) steeksleutel met een bek tussen 13-28 mm om de conussen van rijwielassen los- of vast te draaien, om ze af te stellen om speling op je wielen te voorkomen of lagers aan te passen of om te demonteren voor onderhoud. Met de conussleutel is het gemakkelijk om tussen de naaf en het frame van fiets of motorrijtuig te komen. Vaak is het een gecombineerd werktuig met een ringsleutel, pensleutel, haaksleutel of bv. een opening voor een inbussleutel. Er bestaan ook dubbele modellen. [MOT]
Citroenknijper (m.)
Men gebruikt de citroenknijper om halve schijfjes of partjes citroen uit te persen. Vooral bij de thee wordt deze tang samen met het schijfje citroen aangeboden. Men plaatst het schijfje tussen de kaken van de tang en drukt de armen dicht. Het sap loopt via het gootje in het kopje. Meestal is deze tang van metaal. Net als de citrusboor dient hij om slechts enkele druppels sap te bekomen. Zie ook citruspers. [MOT]
Dassenpers (v.)
Een das is steeds verkreukt daar waar men de knoop legt. Om deze kreuken eruit te krijgen, kan ze tussen een dassenpers gelegd worden. Die bestaat uit twee plankjes (ca. 25 cm bij 10 cm) waarvan de onderlinge afstand door middel van twee schroeven geregeld kan worden. Men stopt de das tussen de plankjes, de schroeven worden aangedraaid en zorgen zo voor de nodige druk; de das zal mooi glad geperst worden. Zie ook broekpers. [MOT]
Decorateurstang (v.)
Een decorateurstang is een samengesteld werktuig om zoveel mogelijk handelingen met één werktuig te kunnen uitvoeren. Deze tang bestaat uit een trektang, een fitterstang, een draadknipper, een hamer, een bijl, een koevoet en een schroevendraaier. [MOT]
Dekspaan (v.)
Nadat het riet is vastgeklemd met de dekkersheugel worden met de dekspaan de stoppeleinden van de rietstengels gelijk en op de vereiste dikte opgeklopt of gedreven. Zo verkrijgt men een dak met vlak en egaal aanzien (1). De dekspaan is een vierkante of rechthoekige (ca. 14-20 cm x 24-30 cm) dikke (ca. 3-4 cm) houten (eik of essehout) plank (2) met aan de onderzijde rijen geboorde gaten (diam. ca. 1 à 1,5 cm; diepte ca. 1,5 à 2 cm). De stoppeleinden van de rietstengels passen in de doorboorde gaatjes van de dekspaan zodat ze niet kan wegglijden (3). Bovenaan is een houten steel (ca. 35-100 cm) bevestigd die een hoek van ca. 15° met het werkend deel vormt. De modellen met korte steel zijn soms voorzien van een zetje (zie haakpriem) en veelal gebruikt bij reparatiewerken. Deze met lange steel worden gebruikt voor het zwaardere drijfwerk en zware exemplaren worden met beide handen gehanteerd. De dekspaan is soms voorzien van een haak om het tijdelijk op het dak te hangen. Na het opkloppen kan het riet vastgebonden...
Diamantvijzel (m.)
De diamantvijzel (1) is een zwaar (ca. 1,5-4 kg) metalen potje waarin onzuivere stukjes diamant uit eerdere bewerking verzameld en met een bijpassende stamper verpulverd worden tot microscopisch kleine stukjes diamantpoeder (2). De buitenzijde is vaak met ruwe stroken afgewerkt voor meer grip aan de hand. Een model bestaat uit een smalle (5-10 cm diameter), hoge (ca. 20 cm) ijzeren cilinder, soms licht kegelvormig, met dikke wanden, waarin een bovenstuk met stamper aan een rechte staaf is bevestigd met een zware schroefdraad. Soms is er een ringplaatje rond de stamper bevestigd, dat nauw aansluit om geen verpulverde diamantstukjes of stofjes te verliezen. Het bovenste deel van de bus kan losgeschroefd worden om het poeder eruit te nemen. [MOT] (1) Het synoniem mortier is evenwaardig. (2) Het afval kan bestaan uit ongeschikte diamanten (boort) of splinters van het snijden en kloven (klateersel). Het diamantpoeder kan dienen om diamanten te slijpen en zagen. Met het eerder grove poeder wrijft de diamantslijper de...
Dekkersheugel (m.)
Zodra de dekker het stro of het riet op het dak gespreid heeft, legt hij er een bandroede (1) op. Om te vermijden dat ze voor en tijdens het binden van het dak zou glijden - en ook om het stro te persen - steekt de vakman er door het stro een dekkersheugel naast. De dekkersheugel bestaat uit een plat ca. 35-45 cm lang stuk ijzer met twee tot vijf diepe zijdelingse inkepingen, waarop een haakvormige stang van ca. 10 cm loodrecht gesmeed is. Een van de uiteinden eindigt in een punt, het ander steekt in een houten hecht of vormt een ring die als handvat dient. Een van de inkepingen haakt achter de lat, de kleine stang drukt de twijg naar beneden. Zo kan ze niet meer weg en is het samendrukken van de laag stro met de haakpriem en schoppriem gemakkelijker.De dekkersheugel wordt soms door houten mikken vervangen. Die houden de twijgen goed tegen maar drukken ze niet naar beneden. [MOT](1) Ook dekgaarde genoemd. Deze kan bestaan uit een wilgen twijg of een gegalvaniseerde stalen draad.
Diamantzeef (v.)
Diamantwerkers hanteren diverse modellen van de diamantzeef (1). De meeste dienen om diamanten te sorteren of om in een onderliggend recipiënt gruis op te vangen om verder te gebruiken bij het slijpen en zagen (2). Een model (bv. MOT V 2019.0260 a-b2) heeft schuin opstaande randen die passen onder een bijhorende machine bv. diamantsnijmachine om het afspringende gruis op te vangen.Een bijzonder model (bv. MOT V 2019.0224) bestaat uit een koker met een bijpassende reeks van enkele tientallen koperen kalibers waarmee verschillende steengroottes van edelstenen gesorteerd worden. [MOT](1) Te onderscheiden van de zeef om diamant te scheiden van bv. zand bij het opsporen of winnen van diamant.(2) Dit 'klateersel' wordt verder verpulverd tot bruikbaar diamantpoeder met een diamantvijzel.
Dekkersdisseltje (o.)
Het dekkersdisseltje is een kleine, licht gebogen dissel van ca. 1 kg, met hamer, door de dekker gebruikt om met de hamer latten vast te nagelen en met de dissel een keep in de sporen te houwen, latten recht of op lengte te hakken enz. Het werktuig is te onderscheiden van het pannendekkershamertje (1) van ca. 500-800 gr met een licht gebogen afgeschuinde pen om pannen te houwen, en van de kaphamer (2) van de metselaar, die erop gelijkt. Beide laatste werktuigen hebben een langere steel. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Fr.: martelet. (2) POLLING: 29. Fr. frelet (ook gurlet: N.L.I.).
Deegsnijrol (m.)
Met een deegsnijrol snijdt de bakker in één keer verschillende reepjes uit een dunne lap deeg. Het is een lange cilinder (ca. 75-85 cm) met aan beide uiteinden een recht hecht en snijwieltjes op gelijke afstand van elkaar. Bij een ander model kunnen de snijwieltjes als een soort harmonica uit elkaar getrokken worden (1); de afstand tussen de snijwieltjes is dus regelbaar. Zie ook deegradertje en figuursteker. [MOT] (1) Dit model wordt ook wel Jan-hagelsnijder genoemd (FENNEMA: 235).
Dijkboor (v.)
Moet men het regen- of sneeuwwater op de akkerlanden snel afvoeren, dan kan men een gat boren door de dijk met behulp van een bijzondere grondboor, de dijkboor. Ze bestaat een uit een boorijzer (diam. 5-15 cm), dat guts- of schulpboorvormig (1) is, op een ijzeren stang (lengte ca. 180-320 cm; diam. ca. 3 cm) voorzien van een afneembaar ijzeren kruk (ca. 60 cm) (2). De meeste modellen kunnen verlengd worden door stangen (ca. 140-260 cm) in elkaar te steken en te bevestigen met een bout met moer. De lengte van de stang bij de dijkboor (ca. 140-260 cm) is langer dan bij de grondboor (ca. 80-150 cm). [MOT] (1) In dat geval is er aan het uiteinde vaak een haak (vgl. naafboor). (2) ''Landverbeteringen'' uit DAVID 1975a : 202, beschrijft een dijkboor waar de kruk niet op het einde van de stang bevestigd is. Dat uiteinde loopt door en er wordt een balk of plank tegen gedrukt, die werkt als hefboom en het indringen vergemakkelijkt.